A1: Informatievaardigheden gebruiken
De kandidaat kan doelgericht informatie zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken.
Typering
Deze algemene vaardigheid komt heel vaak in de biologie van pas, bijvoorbeeld bij het maken van een (profiel)werkstuk of het voorbereiden of onderbouwen van de opzet en resultaten van een onderzoek. Vragen waar leerlingen dan voor komen te staan zijn:
- Wat is er al bekend over …?
- Hoe weet ik of deze gegevens betrouwbaar zijn?
- Welke informatie kan ik in mijn eigen (practicum)verslag gebruiken en hoe doe ik dat?
Om die vragen adequaat te kunnen beantwoorden, moeten ze beschikken over de hier bedoelde vaardigheid.
Suggesties voor uitwerking
Naast de hierboven genoemde suggesties bij werkstuk en onderzoek, kan ook aan andere vormen van het verzamelen en gebruiken van informatie gedacht worden, bijvoorbeeld:
- webquests;
- informatie halen uit computermodellen, applets en animaties;
- gebruik van (digitale) databases, bijvoorbeeld via bioinformatics.org;
- via e-mail contact zoeken met deskundigen.
Suggesties voor beoordeling
Als in een praktische opdracht of een practicum- c.q. onderzoeksverslag deze vaardigheid expliciet gevraagd wordt, kan hij ook expliciet getoetst worden. Beoordelingspunten zijn dan bijvoorbeeld de kwaliteit van de gevonden informatie en de verwerking ervan.
Het beoordelen van de betrouwbaarheid en de uitgebreidheid van (digitale) bronnen is niet altijd even eenvoudig. Raadpleeg daarvoor de publicatie Naar een leerlijn informatievaardigheden (pdf, 206 kB).