Eindterm
De kandidaat kan met behulp van de concepten orgaan, waarneming en neurale regulatie ten minste in contexten op het gebied van gezondheid en sport verklaren op welke wijze organismen waarnemen.
O5.1 (Orgaan (B7.1)
Mogelijke specificatie
De kandidaat kan bijvoorbeeld in een context: |
Mogelijke deelconcepten: |
1. beschrijven hoe de zintuigen werken; |
centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel, grote hersenen, kleine hersenen, hersenschors, hersenstam, ruggenmerg, gevoelszenuwcel, schakelzenuwcel, bewegingszenuwcel, impulsgeleiding, lichtreceptor, temperatuurreceptor, tastreceptor, pijnreceptor |
2. beschrijven hoe het oog is opgebouwd. |
pupil, netvlies, staafjes, kegeltjes, gele vlek, blinde vlek, lens |
Overlap met subdomein: O2.3 (B4.3) |
O5.2 Waarneming (B7.2)
Mogelijke specificatie
De kandidaat kan bijvoorbeeld in een context: |
Mogelijke deelconcepten: |
1. beschrijven hoe het oog werkt; |
lenswerking, bijziend, verziend, accommodatie, pupilreflex |
2. benoemen wat het verband is tussen een prikkel en een reactie. |
prikkel, drempelwaarde |
Overlap met subdomein: O2.3 (B4.3) |
O5.3 Neurale regulatie (B7.3)
Mogelijke specificatie
De kandidaat kan bijvoorbeeld in een context: |
Mogelijke deelconcepten: |
1. herkennen wanneer er sprake is van een regelkring bij de werking van het zintuigstelsel; |
reflexboog |
2. beschrijven wat de relatie is tussen het zintuigstelsel en het spier-, zenuw- en hormoonstelsel; |
impulsgeleiding, synaps, neurotransmitter |
3. beschrijven welke verbanden er zijn tussen het gebruik van zintuigen en het functioneren van een organisme. |
homeostase, reactiesnelheid |
Overlap met subdomein: O2.3 (B4.3) |