Het examenprogramma in vogelvlucht
Het examenprogramma voor BSM bestaat uit vijf domeinen. De aanduiding van die domeinen is dezelfde als die voor lichamelijke opvoeding in het gemeenschappelijk deel. De inhoud echter niet.
Domein A: Algemene vaardigheden
De naam van het domein A (algemene vaardigheden) is in 2007 veranderd in 'vaardigheden'. In de eindterm uit dat domein is de algemene doelstelling - wat moet deelname aan het programma bewegen, sport en maatschappij de leerling in essentie opleveren - verwoord. Daarmee sluit deze eindterm beter aan bij de veronderstelde doorstroomrelevantie van BSM. Van de overige domeinen geven we hier een heel korte karakteristiek.
Domein B: Bewegen
Het na te streven niveau van bewegingsvaardigheid in BSM ligt hoger dan het te verwachten niveau na het volgen van de lichamelijke opvoeding in het gemeenschappelijk deel, maar het vergroten van de eigen vaardigheid krijgt geen zwaar accent. De rol van absolute maatstaven is beperkt. Een gevolg hiervan is dat het soms om een beginnersniveau gaat (bijvoorbeeld bij een nieuwe keuzeactiviteit), terwijl het ook om een (sub)topniveau kan gaan bij een activiteit die een leerling erg goed beheerst. Het beter leren bewegen is bedoeld om de eigen mogelijkheden verder te ontplooien, maar biedt ook de mogelijkheid om verschillende leerprocessen te ervaren: die van een beginner, een gevorderde en een ervaren deelnemer. Deze ervaringen komen van pas bij het (bege)leiding geven aan anderen. Voorts is het belangrijk dat de leerlingen over een brede bewegingsbekwaamheid beschikken (hetgeen trouwens een hoge bewegingsvaardigheid niet uitsluit). Dit betekent dat alle activiteitengebieden aan bod komen en dat de kandidaten nog minimaal twee keuzeactiviteiten dienen te kiezen. Die brede bewegingsbekwaamheid is van belang voor het kunnen arrangeren van bewegingssituaties (dit blijkt onder meer ook uit het onderzoek onder vervolgopleidingen).
Domein C: Bewegen regelen
Leerlingen dienen bewegingssituaties te kunnen kiezen, aan te bieden, op gang te brengen, op gang te houden, te bewaken, te beoordelen, aan te passen en te organiseren. Dit accent is gekozen omdat deelname aan de huidige bewegingscultuur vraagt dat iemand in toenemende mate in staat moet zijn zijn eigen bewegingssituatie te creëren. Het aanbod van de sport past lang niet altijd bij de wisselende en uiteenlopende vraag van de potentiële deelnemers. Een ieder dient over kennis en vaardigheden te beschikken om een bewegingssituatie 'op maat' te snijden. Een leerling die het examenvak bewegen, sport en maatschappij heeft afgesloten dient dit niet alleen voor zichzelf te kunnen, maar ook voor anderen. In die zin bereidt het examenvak ook voor op het vervolgonderwijs, waar het begeleiden van bewegingssituaties doorgaans centraal staat. Ook biedt het examenvak op deze manier een voorbereiding op het vervullen van functies in de sport.
Domein D: Bewegen en gezondheid en
domein E: Bewegen en samenleving
Het examenvak bevat relatief veel eindtermen gericht op kennis van en inzicht in bewegen, bewegingssituaties en bewegingscultuur. Deze eindtermen zijn met name ondergebracht in de domeinen Bewegen en gezondheid en Bewegen en samenleving. Het gaat om kennis en inzicht waarop in het vervolgonderwijs een beroep gedaan kan worden. Een paar voor de hand liggende onderwerpen: kennis over verantwoorde inspanning, over het voorkomen van blessures en over de relatie van bewegen tot gezondheid nu en later. Maar ook het kennen en hanteren van verschillende motieven van mensen, het inzicht hebben in het aanbod van de sportmarkt, de verschillende organisatievormen alsmede het kunnen omgaan met actuele zaken als milieu, ethiek, wetenschap en commercie zijn relevante onderwerpen.