Afname en toetsevaluatie
Test de toets, indien mogelijk van tevoren, met bijvoorbeeld een collega of iemand met een vergelijkbaar taalniveau.
Op deze manier kun je inschatten of:
- de tijd voorzien voor de toets overeenstemt met de realiteit;
- de opdrachten en het beoordelingsformulier helder en volledig geformuleerd zijn;
- het niveau van de toetsonderdelen niet te hoog of juist te laag is;
- het digitale antwoordformulier goed te gebruiken is.
Als iets niet werkt zoals verwacht, heb je vóór de daadwerkelijke afname nog de tijd om het bij te stellen.
De afname
Richtlijn voor de duur van de toets is ong. 25-30 minuten voor het handmatige deel en 25-30 minuten voor het digitale deel (afhankelijk van het niveau).
Toegestane hulpmiddelen: bij het handgeschreven deel van de toets raden we aan het gebruik van woordenboeken niet toe te staan. Karaktervaardigheid vormt immers één van de beoordelingscriteria voor dit onderdeel.
Enkele tips voor een betrouwbare toetsafname en voor optimale afnamecondities:
Vóór de afname:
- Test of de software voor het schrijven van karakters goed werkt op de computers die gebruikt worden voor de toetsafname.
- Zorg bij aanvang van de toets dat alle computers meteen toegang verschaffen tot het digitale bestand voor het betreffende toetsonderdeel.
- Zorg ervoor dat leerlingen rustig kunnen werken. Voorkom rumoer en inloop.
- Tijdens de toetsafname verandert de rol van de docent in die van examinator. Inhoudelijk mogen de leerlingen geen hulp krijgen, bespreek deze rolverandering vooraf met de leerlingen.
Tijdens de afname:
- Er is geen verplichte volgorde van afname. Zorg er wel voor dat leerlingen tijdens het handmatige toetsonderdeel geen toegang hebben tot het digitale toetsonderdeel. Op deze manier voorkom je dat karakters uit het digitale deel handmatig gekopieerd worden. Bied het tweede deel van de toets daarom pas aan wanneer het eerste deel van de toets is afgerond en ingeleverd.
- Vraag leerlingen hun naam in te vullen op het voorblad van het betreffende toetsonderdeel.
- Vertel dat er geen lesboeken, woordenlijsten of woordenboeken gebruikt mogen worden bij het handmatige toetsonderdeel. Als dat ook voor het digitale onderdeel geldt, is het verstandig dat dan nogmaals te melden.
- Bij het inleveren van het opgaveboekje, controleer of de leerling zijn naam opgeschreven heeft.
- Laat leerlingen na afloop van het digitale toetsonderdeel hun uitwerkingen printen en/of digitaal doormailen aan de docent. Als de leerlingen het bestand digitaal inleveren, zorg dan dat je aan de titel van het bestand snel de naam van de betreffende leerling kunt herleiden.
Beoordeling en becijfering
Beoordelingscriteria
Bepaal welke aspecten als criteria worden gebruikt voor de beoordeling van schrijfvaardigheid. Bijvoorbeeld:
- Inhoud: is de opdracht volledig en succesvol uitgevoerd?
- Vorm:
- woordgebruik;
- grammaticale correctheid, woordvolgorde;
- karakters (keuze van de juiste karakters op pc, of correct schrijven van karakters handmatig).
Rubric
Zet de gekozen criteria in een rubric. Een rubric is een beoordelingsinstrument dat de vorm van een tabel heeft. Rijen geven de criteria weer, kolommen de niveaus, bijvoorbeeld zo:
Niveaus |
1 punt | 2 punten | 3 punten |
---|---|---|---|
Inhoud | (beschrijving: wanneer 1 punt?) | (beschrijving: wanneer 2 punten?) | (beschrijving: wanneer 3 punten?) |
Woordgebruik | |||
Grammatica | |||
[ … ] |
Het aantal criteria en niveaus ligt niet vast. Sommigen kiezen voor een omschrijving van de niveaus (bijvoorbeeld onvoldoende-voldoende-goed-uitmuntend), andere voor het aantal scorepunten zoals hierboven. Het maximaal haalbare aantal scores kan ook per criterium verschillen. Bij het schoolexamen zijn scores sneller om te zetten in cijfers dan omschrijvingen.
Inhoud
Bepaal wanneer een opdracht naar behoren is uitgevoerd, ofwel welke inhoudelijke elementen terug te zien moeten zijn. Bijvoorbeeld: er moeten drie argumenten gegeven worden, er moet specifieke informatie gevraagd worden, er moet iemand of iets worden beschreven, etc.
Deze elementen moeten ontleend zijn aan de feitelijke toetsopgave.
Vorm
Bepaal wanneer een prestatie voldoende is: wat moet in ieder geval goed zijn, welke fouten worden geaccepteerd? Bijvoorbeeld: welke maatwoorden of welke grammaticale vormen moeten in ieder geval correct zijn, hoe goed moeten karakters geschreven zijn, etc.
Punten en weging
Beslis welke weging u per criterium wilt toekennen. Dit is ook afhankelijk van het ERK-niveau van de toets; bij A1 en A2 is de foutentolerantie groter dan bij B1. Vormelementen kunnen minder zwaar tellen dan het succes van de communicatie. Bepaal het aantal scorepunten dat u maximaal per criterium wilt toekennen. Vul daarna de rubric in met al deze informatie. U kunt een voorbeeld van een ingevulde rubric schrijfvaardigheid rechts op deze pagina downloaden. Het totale aantal scores moet vervolgens worden omgezet in een cijfer.