De functie van de leidende vragen
Elke historische context in de syllabus is voorzien van drie vragen, passend bij de kenmerkende aspecten. Bij het formuleren ervan is gelet op het aanbrengen van een consistente historische lijn.
Bij elke vraag is ook aangegeven welke kenmerkende aspecten eraan gekoppeld zijn. De vraag geeft aan vanuit welke invalshoek de geschreven tekst met de daarin genoemde voorbeelden door de kandidaten gekend moeten worden.
Historische context: Steden en burgers in de Lage Landen 1050-1700 Wat maakte de opkomst van een stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten mogelijk (1050-1302)? Kenmerkende aspecten: 13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. 14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden. |