Verdeling van de leerstof
Een van de belangrijkste zaken die het PTA regelt, is de verdeling van de leerstof en leerdoelen over de verschillende (school)jaren in de bovenbouw. Hoe je dat doet, is aan de vaksectie om te bepalen.
De keuzes die je maakt hangen sterk samen met de doelen die de school met haar onderwijs nastreeft, en met de manier waarop de school georganiseerd is. Met dit deel van de handreiking willen we je helpen met het stellen van de goede vragen, om zo de leerstof op je eigen manier goed te verdelen.
Leidende vragen
Hoe het leerplan havo en vwo eruitziet is onder andere afhankelijk van het antwoord op de volgende vragen:
a) Hoeveel tijd besteed je aan elk tijdvak?
Hoeveel tijd wil je besteden aan elk tijdvak en aan elk kenmerkend aspect? Het antwoord op deze vraag zal onder andere afhangen van de verdeling van de vragen over de periodes op het centraal examen, maar vooral ook van het aantal punten dat per periode behaald kan worden.
Ten aanzien van het percentage scorepunten dat besteed wordt aan de niet gespecificeerde kenmerkende aspecten in verhouding tot de historische contexten gold voor vwo lang een verhouding van 35% : 65% met een marge van + of - 7%; voor havo was de verdeling 25% : 75%, eveneens met een marge van 7%. In de syllabus HAVO 2021 (eindexamen 2023) zijn deze percentages voor allebei de stromen gelijkgetrokken: 35% om 65%.
b) Hoe zijn de lesuren verdeeld?
Bij het maken van een leerplan is het uiteraard van belang rekening te houden met het aantal lesuren (aantal slu's) per leerjaar. Veel scholen hebben acht lesuren geschiedenis op het vwo (verdeeld als 3 + 3 + 2, 3 + 2 + 3 of 2 + 3 + 3) en vijf lesuren op het havo (3 + 2 of 2 + 3).
c) In welke volgorde behandel je de tien tijdvakken?
Het ligt voor de hand om de tijdvakken te behandelen van tijdvak 1 t/m tijdvak 10. Er kan echter reden zijn om hiervan af te wijken, bijvoorbeeld als je domein D behandelt in leerjaar 4 in samenwerking of afstemming met maatschappijleer. In dat geval kan het zinvol zijn te beginnen met tijdvak 8. Ook zijn er collega's die er juist bewust voor kiezen om te beginnen met de twintigste eeuw in klas vier. Argument is dan dat je met oudere leerlingen dieper kunt ingaan op de eerste tijdvakken.
d) Wanneer en hoe komen de thema's aan bod?
In het kader van domein C moeten op het havo twee en op het vwo respectievelijk vier (E&M) en vijf (C&M) thema's behandeld worden. Voor de wijze waarop dit gebeurt en wanneer zijn verschillende varianten mogelijk. Je kan ervoor kiezen om eerst de oriëntatiekennis van een of meer tijdvakken te behandelen en vervolgens een thema. Dit thema kan, als verdieping, betrekking hebben op de behandelde leerstof of over een heel ander onderwerp gaan. Een andere mogelijkheid is om de oriëntatiekennis te behandelen in de vorm van een (diachronisch) thema. Een optie is ook om de hele oriëntatiekennis, of een deel ervan, te behandelen in de vorm van thema's.
e) Geef je een of meer praktische opdrachten?
Ondanks het feit dat de verplichting daartoe is vervallen, maakt een praktische opdracht op veel scholen nog steeds deel uit van het programma. Deze opdracht kan betrekking hebben op elk willekeurig onderwerp. De praktische opdracht is dan de invulling van een van de thema's.
Je kunt er ook voor kiezen om een deel van de oriëntatiekennis te verwerken in een praktische opdracht. De opdracht komt dan niet als aanvulling op, maar in plaats van de behandeling van een deel van de oriëntatiekennis.
Sinds de ‘verlichtingsmaatregel’ van 2018 vullen bijvoorbeeld veel docenten op het havo zó onderdelen van de eerste vier tijdvakken in. Een combinatie is uiteraard ook mogelijk.
f) Wanneer behandel je domein D?
Gezien de periode waarop het onderwerp De geschiedenis van de parlementaire democratie en de rechtsstaat (domein D) betrekking heeft, ligt het misschien voor de hand om dit onderwerp te behandelen na of gelijktijdig met de tijdvakken 8 t/m 10. Het is echter ook goed denkbaar dat je het onderwerp behandelt in afstemming met maatschappijleer (pdf, 115 kB). Domein B (rechtsstaat) en domein C (parlementaire democratie) van dat vak hebben betrekking op de werking van democratie en rechtsstaat. In dat geval ligt behandeling in leerjaar vier (havo/vwo) of vijf (vwo) waarschijnlijk meer voor de hand.
g) Ga je domein B herhalen in de laatste periode van het examenjaar?
Het centraal examen heeft betrekking op domein B in relatie tot domein A. Omdat deze stof waarschijnlijk in alle leerjaren wordt behandeld kan het voor de hand liggen om, in de periode voorafgaand aan het examen, tijd te besteden aan herhaling. De hoeveelheid tijd die je hieraan wilt besteden heeft consequenties voor de verdeling van de leerstof. Mogelijk is herhaling minder noodzakelijk als cumulatief getoetst wordt. Zie ook de pagina over het PTA.
Mogelijkheden om de leerstof te verdelen
Het geschiedenisprogramma is vol. Er zijn 49 kenmerkende aspecten, verspreid over de tien tijdvakken, drie, respectievelijk vier historische contexten, twee, vier of vijf thema's en de geschiedenis van de democratische rechtsstaat en de parlementaire democratie.
Er zijn verschillende manieren waarop je dit gehele programma kunt behandelen. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om eerst de 49 kenmerkende aspecten van alle tijdvakken te behandelen (domein A en B) en daarna de diepte in gaan via de thema's en de drie of vier voorgeschreven historische contexten (domein A, B, C en D).
Maar je kunt er ook voor kiezen de oriëntatiekennis te integreren in thema's en historische contexten. Ook kun je eerst de kenmerkende aspecten van een aantal tijdvakken aan de orde te stellen en vervolgens een thema en/of historisch context behandelen, enzovoorts.
Voorbeelden van verschillende mogelijkheden om de lesstof te verdelen in de bovenbouw van havo en vwo vind je in de download.