Overwegingen bij het opstellen van het PTA
Het opstellen van een PTA hangt nauw samen met de vraag hoe je het vak lichamelijke opvoeding in de tweede fase inricht. Bij het opstellen van een PTA kunnen de overwegingen met betrekking tot de volgende zaken een rol spelen.
De kern beoordelen
Bewegingsonderwijs moet leerlingen helpen een verstandige en positieve keuze te maken voor 'zelfstandige, verantwoorde, perspectiefrijke en blijvende deelname aan de bewegingscultuur'. Een bepaalde mate van bewegingsbekwaamheid is daarvoor onontbeerlijk, zeker. Dus wordt een belangrijk deel van de onderwijstijd besteed aan het zich beter eigen leren maken van een breed scala aan bewegingsactiviteiten. Zeker in de bovenbouw van havo en vwo is het minstens zo belangrijk dat de leerling zichzelf afvraagt wat voor hem of haar verantwoorde en perspectiefrijke deelname aan bewegingscultuur inhoudt. Deels gaat het daarbij om het leggen van dat verband via reflectie.
Schooleigen onderwerpen
De school kan ervoor kiezen om onderwerpen in het SE op te nemen die niet worden genoemd in het eindexamenprogramma. Zo'n onderwerp mag per leerling verschillend zijn. Als de school daarvoor kiest, volstaat het om dat in het PTA te typeren als bijvoorbeeld 'door de vaksectie te bepalen thema' of 'actualiteitsopdracht' of 'verbredingsopdracht' of 'verdiepingsopdracht'.
Portfolio als hulpmiddel voor reflectie
Leerlingen van tussen de 15 en de 18 zijn van zichzelf meestal niet zo bezig met reflectie op wat het onderwijs dat ze volgen later voor hen zou kunnen betekenen. Voor het PTA moet juist worden nagegaan of dat is gelukt, of de leerlingen de kansen om te leren voldoende hebben benut. Daarom zouden ze wat geholpen moeten worden met het leggen van het verband tussen nu en straks, tussen het programma en de betekenis daarvan voor hun eigen verdere sportloopbaan. Dat stelt eisen aan de wijze waarop met de leerlingen geëvalueerd wordt. Juist voor dat aspect is het portfolio een geschikt hulpmiddel.
En het rapport dan?
Vanuit de portfolio-idee is een rapportcijfer voor lichamelijke opvoeding helemaal niet nodig. In het portfolio – maar ook in de lessen – vindt beoordeling, evaluatie en feedback op het prestatieniveau continu plaats. De leerlingen maken periodiek voor zichzelf de stand van zaken op. Dat is een vorm van (zelf)rapportage. De docent geeft aan in hoeverre hij vindt dat de leerling zichzelf goed inschat. Als de leerling in zijn portfolio laat zien dat het beoogde leerproces heeft plaatsgevonden, is dat op zich al voldoende om het vak LO met een voldoende beoordeling te kunnen afsluiten.
Niettemin worden er op scholen nog steeds rapporten uitgedeeld om leerlingen en ouders te informeren over hun voortgang. Voor LO zou daar informatie in kunnen staan over de voortgang ten opzichte van de planning in het PTA. Dus: heeft een leerling alle onderdelen die in een periode gepland stonden voldoende afgerond. De 'ideale' combinatie zou deze zijn: van elk programmaonderdeel komt er een weerslag in het portfolio. Alleen voor het bewijs daarvan moet een dossier (een soort groslijst) worden opgebouwd en het PTA beschrijft de eisen die aan dat dossier gesteld worden (welke (reflectie-)activiteiten moet de leerling gedaan hebben en hoe zien we het bewijs daarvan in het dossier terug). Het rapport zegt dan hoe de leerling ervoor staat ten opzichte van de dossiereisen. In het portfolio trekt de leerling zelf conclusies over zijn eigen voorkeuren, vaardigheidsniveau en zijn vervolgwensen op de diverse facetten van het programma en de docent geeft daar feedback op.