Domein D: Bewegen en gezondheid
Eindterm 4 luidt:
De kandidaat kan op basis van eigen ervaring met en inzicht in de betekenis van sport en bewegen voor de (beleving van) gezondheid in brede zin verantwoord omgaan met belasting en risico's in bewegingssituaties, en een trainingsprogramma opstellen dat past bij de eigen mogelijkheden.
Jongeren moeten dus zelf verantwoordelijk worden voor hun eigen fitheid in engere en welzijn in bredere zin. Verstandig bewegen kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren. De leerlingen moeten weten welke bijdrage dat kan zijn. Zij moeten daarom de betekenis van sport en bewegen voor de (beleving van) gezondheid in brede zin kunnen aangeven. En zij moeten een relatie kunnen leggen tussen sport en bewegen en andere gezondheidsbevorderende of -belemmerende factoren in het dagelijks leven. Vervolgens moeten ze in staat zijn om door een zinvol trainings- of oefenprogramma hun eigen fitheid en welzijn gunstig te beïnvloeden. Dat kan alleen als ze hun eigen fitheid goed kunnen inschatten op basis van eenvoudige fitheidtests. Op grond daarvan kunnen ze een trainingsprogramma opzetten. De basisregels van training zijn daarvoor onontbeerlijk. Verstandig omgaan met blessurerisico's (je eigen grenzen kennen en accepteren) en met onverhoopt toch ontstane blessures hoort daar ook bij. Dat betekent voor lichamelijke opvoeding geen cursus EHBO maar vooral weten wat je eventueel wel mag doen, wat je in elk geval niet moet doen en wat je kunt doen om hulp in te schakelen.
Dat moeten ze niet alleen weten, ze moeten het ook aan den lijve hebben ervaren. Dat is wat deze eindterm wil zeggen. Weten kan leiden tot vergeten, wat je ervaart kan letterlijk beklijven. Dus zullen in het programma ook activiteiten moeten zitten die bedoeld zijn om fitheid te testen en te beïnvloeden.
Voor de toetsing betekent dit, dat deze eindterm iets anders beoordeeld kan worden dan de andere.
Aan de ene kant zit in eindterm 4 een duidelijke reflectiecomponent op de persoonlijke betekenis van training en gezondheid. Die component kan op dezelfde manier worden behandeld als de domeinen A, B en C, in de vorm van bewijs van voldoende reflectie.
De onderdelen van de eindterm die verwijzen naar de eigen fitheid kunnen bepalen en een daarbij passend trainingsprogramma kunnen maken en het verstandig om kunnen gaan met blessurerisico's kunnen echter wel degelijk ook inhoudelijk worden getoetst. Dat kan als een theoretische toets, als een praktische opdracht of als een combinatie van beide. Die toetsen kunnen eventueel ook met een cijfer worden beoordeeld. Omdat voor het vak LO als totaal geen beoordeling met een cijfer wordt gegeven en ook de andere examenonderdelen niet met een cijfer worden beoordeeld, gaat het er uiteindelijk alleen om of die toetsen of praktische opdrachten op een voldoende niveau zijn afgesloten. Als maatstaf voor het toekennen van een voldoende zou een minimaal te behalen cijfer kunnen gelden. Het risico bestaat dan echter dat een onvoldoende cijfer bepalend gaat worden voor de hele beoordeling van het SE, als dit het enige onderdeel is waar een cijfer voor gegeven wordt.