doel en functie van toetsing
Bij toetsing wordt onderscheid gemaakt tussen diagnostische toetsing, ook wel formatieve toetsing genoemd, en selectieve toetsing, ook wel aangeduid met summatieve toetsing.
De begrippen formatief en summatief verwijzen naar de functie van een toets, niet noodzakelijkerwijs naar de aard ervan. In principe kan dezelfde toets voor beide doelen worden ingezet.
Diagnostische toetsing
Diagnostische toetsing vindt tussentijds plaats gedurende een onderwijsleerproces. Een diagnostische toets kan zowel schriftelijk als mondeling zijn. Het doel van diagnostische toetsing is om te achterhalen in hoeverre leerlingen voldoen aan wat beoogd wordt. Zij krijgen feedback en kunnen vervolgens aan hun zwakke punten gaan werken.
Bij diagnostische toetsen die vooral gericht zijn op het reproduceren van kernconcepten kan worden volstaan met gesloten vragen.
De beoordeling van diagnostische toetsen kan overgelaten worden aan de leerling zelf of aan een andere leerling. Als je je leerlingen laat oefenen via de website geeft die automatisch feedback als de leerling het antwoord fout heeft.
Selectieve toetsing
Selectieve toetsing is bedoeld om een rol te spelen in beslissingen die de onderwijsloopbaan van leerlingen raken, zoals:
- zitten blijven of overgaan;
- zakken of slagen.
Bij selectieve toetsing is het essentieel dat een toets valide en betrouwbaar is, wellicht nog belangrijker dan bij diagnostische toetsing. Daarnaast is het belangrijk dat de selectieve toets onder bepaalde condities wordt afgenomen en door de docent wordt gecorrigeerd en van een cijfer voorzien.
Constructie van toetsen
Bij het maken van een toets zijn de volgende vragen van belang:
- Over welke leerstof gaat de toets, en wat zijn de leerdoelen bij deze leerstof?
- Weten de leerlingen wat er in de toets gevraagd kan worden? Weten ze precies welke leerstof geleerd moet worden? Zijn ze op de toets voorbereid, is de leerstof in een les nog eens herhaald of hebben ze oefentoetsen/diagnostische toetsen gemaakt?
- Is het helder wat op welke wijze getoetst gaat worden? Bijvoorbeeld vaardigheden door middel van een doe-opdracht, kennis door middel van gesloten vragen, inzicht door middel van open vragen (al dan niet met een bron erbij), toepassing door middel van een casustoets.
- Waren de lessen, de gebruikte teksten, werkvormen en leeractiviteiten een goede voorbereiding op de toets? Als leerlingen bijvoorbeeld alleen maar definities van kernconcepten hebben geleerd, moet de toets geen inzichtvragen stellen.
De onderstaande vragen en aandachtspunten kunnen een hulpmiddel zijn bij de constructie van een toets. Het samenstellen van een goede toets is namelijk niet eenvoudig.
- Wat is de functie van de toets? Formatief (hulp bij studievoortgang, een soort diagnostische oefentoets) of summatief (afrondend, bijvoorbeeld een eindtoets na een lessenreeks)?
- Sluit de gekozen toetsvorm goed aan bij de doelen van de leerstof? Als er bijvoorbeeld vaardigheden aangeleerd zijn, moet de toets geen schriftelijke toets met meerkeuzevragen zijn.
- Worden er verschillende toetsvormen gebruikt? Bijvoorbeeld: open vragen, gesloten vragen, casussen en/of vaardigheidsvragen.
- Is er voldoende diversiteit in het niveau van de vragen?
- Hoeveel tijd hebben de leerlingen voor de toets? De vuistregel voor het bepalen van de maximale tijd is dat het leerlingen minstens twee keer zo lang kost om een toets te maken dan leraren.
- Het is aan te raden van tevoren een toetsmatrijs te maken waarin de te toetsen kennis, inzichten en vaardigheden zijn opgenomen. De toetsmatrijs is een goede manier om een inhoudsvalide (representatieve) toets met een goede opbouw te maken. Het gebruik van een toetsmatrijs voorkomt dat de toets zich te eenzijdig op bepaalde leerdoelen richt en helpt een vraagvorm aan een leerdoel te koppelen. Hieronder staat een voorbeeld van een toetsmatrijs.
- Maak tijdens het construeren van de toets ook een antwoordmodel.
- Vergeet daarbij niet de normering (het aantal punten dat per vraag verdiend kan worden) te maken.
- Het is ook aan te raden tijdens het construeren van de toets de cesuur vast te stellen, de grens tussen voldoende en onvoldoende.
- Zet bovenaan de toets, indien gewenst, een toetsinstructie. Wat mag wel en wat niet tijdens de toetsafname?
- Ook zou onder aan de toets gevraagd kunnen worden:
- Hoe leerlingen de toets vonden.
- Hoeveel tijd aan de voorbereiding ervan besteed is.