A5: Onderzoeken
10 september 2020
De kandidaat kan in contexten instructies voor onderzoek op basis van vraagstellingen uitvoeren en conclusies trekken uit de onderzoeksresultaten. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden.
Binnen de natuurwetenschap wordt veel onderzoek gedaan. Sommige onderzoeken zijn heel groot, andere zijn bescheiden van opzet. Ieder natuurwetenschappelijk onderzoek volgt globaal dezelfde fases, namelijk:
- Oriëntatie (voorbereiding / probleemstelling).
- Planning (bronnen verzamelen, onderzoeksplan schrijven).
- Uitvoering (literatuurstudie, uitvoeren experiment, resultaten verwerven).
- Afronding (conclusie trekken, presenteren en evalueren).
De verschillende downloads geven werkinstructies bij het maken van een onderzoeksplan en een werkplan.
Onderstaande onderzoeksvaardigheden en onderdelen van onderzoeken kunnen worden geëxamineerd in het schoolexamen:
- Een natuurwetenschappelijk vraagstuk herkennen en specificeren.
- Een natuurwetenschappelijk probleem of vraagstukherleiden tot een (of meerdere) onderzoeksvra(a)g(en).
- Verbanden leggen tussen een onderzoeksvraag en natuurwetenschappelijke kennis.
- Zo nodig een hypothese opstellen bij een onderzoeksvraag en verwachtingen formuleren.
- Een werkplan maken voor het uitvoeren van een natuurwetenschappelijk onderzoek ter beantwoording van een (of meerdere) onderzoeksvra(a)g(en).
- Voor de beantwoording van een onderzoeksvraag relevante waarnemingen verrichten en (meet)gegevens verzamelen.
- meetgegevens verwerken en presenteren op een wijze die helpt bij de beantwoording van een onderzoeksvraag.
- Op grond van verzamelde gegevens van een uitgevoerd onderzoek conclusies trekken die aansluiten bij de onderzoeksvra(a)g(en) van het onderzoek.
- De uitvoering van een onderzoek en de conclusies evalueren, gebruikmakend van de begrippen nauwkeurigheid, validiteit en betrouwbaarheid.
- Een natuurwetenschappelijk onderzoek op geschikte manieren presenteren.