A8 Natuurwetenschappelijk instrumentarium

13 december 2019

De kandidaat kan in contexten een voor de natuurwetenschappen relevant instrumentarium hanteren, waar nodig met aandacht voor risico's en veiligheid; daarbij gaat het om instrumenten voor dataverzameling en -bewerking, vaktaal, vakconventies, symbolen, formuletaal en rekenkundige bewerkingen.

Specificatie in de syllabus

De kandidaat kan:

  1. informatie verwerven en selecteren uit schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen mede met behulp van ICT:
    • gegevens halen uit grafieken, tabellen, tekeningen, simulaties, schema's en diagrammen;
    • grootheden, eenheden, symbolen, formules en gegevens opzoeken in geschikte tabellen.
  2. informatie, gegevens en meetresultaten analyseren, weergeven en structureren in grafieken, tekeningen, schema's, diagrammen en tabellen mede met behulp van ICT.
  3. uitleggen wat bedoeld wordt met de significantie van meetwaardes en uitkomsten van berekeningen weergeven in het juiste aantal significante cijfers:
    • bij het optellen en aftrekken van meetwaarden wordt de uitkomst gegeven met evenveel decimalen als de gegeven meetwaarde met het kleinste decimalen;
    • bij het delen en vermenigvuldigen wordt de uitkomst gegeven in evenveel significante cijfers als de gegeven meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers;
    • gehele getallen die verkregen zijn door discrete objecten te tellen, vallen niet onder de regels van significante cijfers. Dit geldt ook voor mathematische constanten en geldbedragen
    • Bij het nemen van een logaritme van een meetwaarde, krijgt het antwoord evenveel decimalen als de meetwaarde significante cijfers heeft.
  4. aangeven met welke technieken en apparaten de belangrijkste grootheden uit de natuurwetenschappen worden gemeten.
  5. verantwoord omgaan met materialen, instrumenten, organismen en milieu.
  6. een aantal voor het vak relevante reken-/wiskundige vaardigheden toepassen om natuurwetenschappelijke problemen op te lossen:
    • basisrekenvaardigheden uitvoeren:
      1. een (grafische) rekenmachine gebruiken;
      2. rekenen met verhoudingen, procenten, machten, wortels;
      3. gewogen gemiddelde berekenen.
    • berekeningen uitvoeren met bekende grootheden en relaties en daarbij de juiste formules en eenheden hanteren.
    • wiskundige technieken toepassen:
      1. omwerken van eenvoudige wiskundige betrekkingen;
      2. oplossen van lineaire en tweedegraadsvergelijkingen (laatste alleen voor vwo);
      3. rekenen met evenredigheden (recht en omgekeerd);
      4. berekeningen maken met logaritmen met grondtal 10 (in relatie tot pH en pOH alleen voor havo);
      5. twee lineaire vergelijkingen met twee onbekenden oplossen. (alleen vwo).
    • afgeleide eenheden herleiden tot eenheden van het SI met behulp van omzettingstabellen;
    • uitkomsten schatten en beoordelen;
    • uitkomsten van berekeningen weergeven in een aanvaardbaar aantal significante cijfers:
      1. een uitkomst mag één significant cijfer meer of minder bevatten dan op grond van de nauwkeurigheid van de vermelde gegevens verantwoord is.

Suggesties

Toetsing van deze vaardigheden kan plaatsvinden in:

  • schriftelijke toetsen. Hierbij valt te denken aan het aflezen van grafiekgegevens, het maken van grafieken m.b.v. tabellen. Ook het gebruik van de regels voor het noteren van het juiste aantal significante cijfers bij een antwoord hoort hierbij. Leerlingen kunnen bij grafieken en tabellen gebruik maken van Excel of Word en deze via e-mail of een ELO versturen. Het is dan voor de docent van belang ook over het originele bestand te kunnen beschikken;
  • praktische toetsen. Hierbij valt te denken aan het systematisch en geordend noteren van (meet)gegevens met het juiste aantal significante cijfers. Ook het (meet)verslag wordt digitaal verstuurd, zodat het originele bestand kan worden vergeleken met de presentatie in het verslag.

Bij practica ook de manier waarop leerlingen meten, noteren, samenwerken, tot creatieve oplossingen komen enzovoort beoordelen. Hierbij kan de TOA een rol spelen.

Ook hoort hierbij de wijze waarop leerlingen met de materialen en instrumenten omgaan; niet alleen kijken naar het juiste gebruik (aansluiten van instrumenten), maar ook naar het geordend werken, opruimen van spullen ná het gebruik, het op de juiste manier verwijderen van materialen.


dit hoort bij