K2 Basisvaardigheden
Het programma van aardrijkskunde leent zich er goed voor om leerlingen - individueel of in groepen - zelfstandig te laten werken. De basisvaardigheden kunnen vooral geoefend worden bij opdrachten waarmee leerlingen individueel, in tweetallen of in grotere groepen zelfstandig aan de slag gaan. Het gaat dan vaak om kleinere onderzoeksopdrachten of praktische opdrachten, bijvoorbeeld in de eigen omgeving. Ook digitale informatievaardigheden kunnen hiervan deel uitmaken.
Eindterm 2
De kandidaat kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken.
Voor een belangrijk deel kun je deze basisvaardigheden het best toetsen in praktische opdrachten, bijvoorbeeld als het gaat om samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Het omgaan met bronnen en het op waarde schatten van informatie kunnen ook in een schriftelijke toets aan de orde komen.
Gedacht kan worden aan:
De Nederlandse taal functioneel gebruiken
- teksten begrijpend lezen en beluisteren;
- eenvoudige schriftelijke teksten produceren in correct Nederlands;
- in gesprekken en bij presentaties passende verbale en non-verbale middelen kiezen.
Vaardig omgaan met verbale en cijfermatige informatie
- bronnen gebruiken: vraaggesprekken, boeken en ander schriftelijk materiaal, audiovisuele bronnen, internet;
- informatie op waarde schatten, kiezen en ordenen;
- informatie bewerken: samenvatting, tabel, diagram.
In het leer- en werkproces adequaat omgaan met zichzelf en anderen
- sociale conventies in acht nemen;
- overleggen en onderhandelen met anderen;
- taken verdelen;
- je aan afspraken houden;
- rekening houden met anderen;
- geven van en omgaan met kritiek;
- een eigen standpunt verdedigen;
- samen werk uitvoeren en presenteren.
De basisvaardigheden hebben een sterke relatie met de zogenoemde 21e eeuwse vaardigheden.