Uitgangspunten en thema's

13 december 2019

De uitgangspunten voor het examenprogramma behoren tot de tradities in de school-aardrijkskunde.

Uitgangspunten

  1. De leerlingen krijgen inzicht in de relatie mens - natuur
    De relatie mens - natuur is een van de oudste tradities in de geografie en de schoolaardrijkskunde. In een tijd waarin vraagstukken rond klimaat, water, energie en voedsel tot de belangrijkste kwesties voor de toekomst worden gerekend, is de mens - milieubenadering actueler dan ooit. In de uitwerking van deze vraagstukken komen sociale en fysische aardrijkskunde steeds geïntegreerd aan de orde. Bijbehorende kernconcepten zijn duurzaamheid en leefbaarheid. Ook de spanningen tussen beide kernconcepten en daaruit voortvloeiende dilemma’s komen aan bod.
  2. De leerlingen ontwikkelen een wereldbeeld
    In de huidige tijd zijn afstanden alsmaar kleiner geworden door
    ontwikkelingen als globalisering en het internet. Gebieden raken steeds meer met elkaar verknoopt. Voor leerlingen is dit ingewikkeld. Het is belangrijk dat leerlingen een basaal wereldbeeld hebben om de ontwikkelingen te kunnen duiden.
    Om meer structuur te geven aan de complexe wereld komen dezelfde thema’s telkens op verschillende schaalniveaus aan de orde:
    - te beginnen met de eigen leefomgeving;
    - dan op het niveau van Nederland (soms in vergelijking met een ander Europees land) en
    - vervolgens in een macro-regio elders in de wereld (soms ook in vergelijking met een contrasterende macro-regio).
  3. De leerlingen leren aardrijkskundig denken
    In het vmbo worden de vakvaardigheden vaak impliciet gebruikt in de veronderstelling dat ze te ingewikkeld zijn. Daarmee wordt de leerstof gereduceerd tot veel feitenkennis waarin leerlingen moeilijk de samenhang zien en die daarom moeilijk te leren valt. De vakvaardigheden bieden dan structuur en steun. De docent kan de vakvaardigheden regelmatig expliciet voordoen en van leerlingen vragen om ze regelmatig expliciet toe te passen.
    De wereld verandert constant en de contextkennis van vandaag is morgen al deels achterhaald. Ook daarom is het belangrijk om regelmatig de vakvaardigheden expliciet aan de orde te stellen. Dan leren leerlingen vakprocedures die steeds weer in andere contexten kunnen worden toegepast. Zo wordt hun kennis bestendig en wendbaar.
    Er worden voortdurend gebieden met elkaar vergeleken en er wordt per thema steeds uitgezoomd van de eigen regio naar het nationale en vervolgens het mondiale niveau.
  4. Leerlingen worden zich bewust van maatschappelijke verantwoordelijkheden en de keuzes die ze daarin hebben
    In het programma komt een aantal maatschappelijke vraagstukken aan de orde die om een standpunt vragen. Niet-hernieuwbare grondstoffen, bijvoorbeeld, kun je maar een keer gebruiken. Dat betekent dat ze niet beschikbaar zijn voor anderen, noch in de toekomst beschikbaar zijn.
    Allerlei menselijke activiteiten kunnen vergaande gevolgen hebben, niet alleen in de directe omgeving, maar ook elders in de wereld. Ruimte kun je niet onbeperkt gebruiken. We zijn verantwoordelijk voor ons handelen en onze keuzen kunnen moreel bepaald zijn. Hier spelen ook aspecten van (wereld)burgerschap een belangrijke rol.

Thema's

Er zijn zes inhoudelijke thema's gekozen die in het examenprogramma zijn vastgelegd:

  1. Weer en klimaat;
  2. Water;
  3. Bronnen van energie;
  4. Bevolking en ruimte;
  5. Arm en rijk;
  6. Grenzen en identiteit.

Bij de themakeuze is aangesloten bij het KNAG-rapport Kijk op een veranderende wereld. De thema’s zijn gekozen vanwege hun belang voor mens en natuur in de huidige tijd. Het gaat om vraagstukken rond klimaatverandering, schaarste en overlast van water, uitputting en beheer van energiebronnen, voedseltekorten en overschotten, bevolkingsontwikkeling en ruimtelijke ordening, verschillen in en verdeling van welvaart, conflicten binnen en tussen gebieden. Het zijn belangwekkende kwesties die de toekomst van de mensheid en de aarde mede bepalen. Het zijn thema’s waarover aardrijkskunde leerlingen belangrijke inzichten geeft.
Drie van de zes thema’s zijn iets meer fysisch-geografisch van aard en de andere drie zijn meer sociaalgeografisch van aard. Daarmee zijn de fysisch- en sociaalgeografische thema’s in balans (in het vorige programma voor aardrijkskunde was dat niet of veel minder het geval).

Schaalniveaus

Elk thema wordt op drie schaalniveaus uitgewerkt:

  1. De eigen regio;
  2. Nederland, soms in vergelijking met een contrasterend Europees land;
  3. Een macro-regio op mondiaal niveau, soms in vergelijking met een contrasterende macro-regio.

Regio's

Het examenprogramma is geheel thematisch van aard en kent geen voorgeschreven regio’s. Aardrijkskunde gaat vooral ook over gebieden. Het is dan ook voor de hand liggend om in de lespraktijk de regio’s weer een duidelijker plaats te geven. Bij de thema’s op het nationale schaalniveau is voor vier van de zes thema’s - naast Nederland - een contrasterend land gekozen. Voor de overige twee thema’s is, nadat er per thema een toepassingsregio is gekozen, een contrasterende regio gekozen. De contrasterende regio’s gelden echter niet voor de bb-leerweg.

De keuze van de toepassingsgebieden is steeds op het niveau van het programma gemaakt, zodat de afstemming tussen CE-deel en SE-deel gewaarborgd is. De syllabus en de handreiking vormen een samenhangend geheel dat vanuit dezelfde uitgangspunten is ontwikkeld.

Bij de keuze van de landen in Europa is steeds gezocht naar contrast met Nederland ten aanzien van het thema. Zo is bij Grenzen en identiteit België gekozen, iets kleiner in oppervlak en inwonertal dan Nederland, maar vanwege de identiteitsgebonden taalstrijd een federale staat waar over de interne grenzen voortdurend onenigheid ontstaat. Bijkomende overweging voor België is dat het een buurland van Nederland is.
Bij Bronnen van energie is gekozen voor Frankrijk. Omdat het geen fossiele energiebronnen heeft en toch in de eigen elektriciteitsproductie wil voorzien, heeft Frankrijk gekozen voor kernenergie.

Voor de macro-regio’s op wereldschaal is gekozen voor:

  1. de oude wereldmachten Verenigde Staten van Amerika en Rusland, met daarnaast de aanstormende wereldmacht China;
  2. Brazilië, dat qua bevolking het grootste land is in Latijns-Amerika en tevens een sterk opkomende economie;
  3. Nigeria, dat in zwart Afrika een belangrijke rol speelt wat betreft bevolkingsomvang en economie;
  4. het Midden-Oosten vanwege met name de waterproblematiek, maar enige overzichtskennis van dit gebied kan ook van pas komen bij het volgen van de actualiteit.

Daarmee komen bijna alle continenten aan de orde.