Eigen regio in het SE
De eindtermen betreffende de eigen regio van alle zes de inhoudelijke thema’s worden in het schoolexamen getoetst. Het is bijzonder relevant om bij aardrijkskunde over, in en voor de eigen leefomgeving te leren.
Het ligt voor de hand om de eigen omgeving te gebruiken als context om voorkennis te activeren. Het kan gaan om kennis die in eerdere jaren op school is opgedaan, maar ook om kennis over het thema via de media en, niet te vergeten, ervaringskennis die leerlingen opdoen in dagelijkse confrontatie met het onderwerp in de eigen leefomgeving. De begrippenlijsten bevatten daarom naast schoolse vakbegrippen ook alledaagse begrippen betreffende de thema’s.
Kennis en inzicht met betrekking tot een bepaald onderwerp kunnen verbonden worden met alledaagse ervaringen van leerlingen. Bijvoorbeeld door praktische opdrachten en onderzoekjes uit te laten voeren. Hierdoor ontstaat een samenhangend begrippenkader. Dat kan als basiskennis en referentiekader dienen voor de bestudering van het thema op het schaalniveau van Nederland/Europa en de wereld.
Deze benadering draagt er hopelijk ook toe bij dat de begripsmatige kennis gaat leven en dat die kennis wendbaar en makkelijker gehanteerd wordt in andere situaties en omgevingen. Ervaringskennis snijdt immers dieper dan losse feitenkennis. Deze benadering leidt er hopelijk ook toe dat leerlingen hun eigen leefomgeving positief tegemoet treden. Een aspect dat niet onbelangrijk is in het licht van burgerschapsvorming.
Veel van de begrippen die in het kader van de eigen regio worden genoemd, komen ook aan de orde op de schaal van Nederland/Europa en de wereld. Je kunt ervoor kiezen de concept-context-benadering te volgen en de begrippen in de context van de eigen regio aan te leren om ze dan op steeds hogere schaalniveaus in een andere ruimtelijke context toe te laten passen. Een andere mogelijkheid is de eigen regio te hanteren als een bron om vragen te maken over de leefomgeving van de leerlingen. Je laat leerlingen dan in de eigen omgeving ruimtelijke verschijnselen herkennen en daarin patronen ontdekken om vervolgens na te gaan of hetzelfde zich ook op de schaal van Nederland en de wereld afspeelt.
De eerste stap in de eigen regio kan gezet worden met een minimum aan begripsmatige kennis. Het aan te leren begrippenapparaat wordt dan geleidelijk uitgebouwd op de schaal van Nederland en de wereld. Het is dan wel zaak om de onderzoeksopdrachten over de eigen regio die om voorstellen, waarderen en afwegen vragen, later in het programma aan de orde te stellen. Dergelijke opdrachten winnen aan diepgang als leerlingen beschikken over een samenhangend begrippenapparaat over het betreffende thema. Uit didactisch oogpunt is het aan te raden om later nog eens een terugkoppeling van Nederland en de wereld naar de eigen regio te maken.