Schriftelijke toetsen
Voor de schriftelijke toetsen kan inspiratie opgedaan worden uit centrale examens van afgelopen jaren of uit opdrachten uit methodes.
Op de website Biologiepagina.nl kan worden geoefend met examens, ook per thema. De thema's van het schoolexamen zijn erin meegenomen, hoewel niet altijd even duidelijk. Dat betekent soms wellicht gericht zoeken.
- BI/K/5 (Schimmels en bacteriën: nuttig en soms schadelijk);
- BI/K/7 (Mensen beïnvloeden hun omgeving);
- BI/K/8 (Houding, beweging en conditie);
- BI/K/10 (Bescherming).
Vragen moeilijker maken
Bestaande vragen kunnen worden gebruikt om hogere denkvaardigheden te trainen:
- door vragen meer open te maken;
- te vragen om uitleg bij een meerkeuzeantwoord;
- door leerlingen te laten aangeven of ze denken dat ze de vraag goed hebben beantwoord.
Voorbeeld: Brandnetels (uit het examen KB Biologie, 2017, eerste tijdvak, vraag 38)
Brandnetels bloeien van juni tot en met oktober. De planten hebben mannelijke en vrouwelijke bloemen die onopvallend en groenachtig van kleur zijn. De mannelijke bloemen hebben lange meeldraden. Onder de grond vormen de planten wortelstokken waaruit nieuwe planten groeien. De bloemen en wortelstokken van de brandnetels hebben een functie bij de voortplanting.
Kruis in deze tabel aan of de bloemen een functie hebben bij geslachtelijke voortplanting of bij ongeslachtelijke voortplanting. Kruis dit ook aan voor de wortelstokken.
Antwoordmodel: maximumscore 1
Geslachtelijke voortplanting | Ongeslachtelijke voortplanting | |
---|---|---|
Bloemen | X | |
Wortelstokken | X |
Deze vraag wordt moeilijker als de leerling het antwoord moet toelichten, namelijk uitleggen wat de reden is waarom er gekozen is voor de plaats van de kruisjes in de tabel. Verder kunnen vragen worden toegevoegd over andere soorten planten die aan geslachtelijke of ongeslachtelijke voortplanting doen of over andere functies die brandnetels hebben.
Formatief toetsen
In het kader van formatieve toetsing is het zinvol om de leerlingen bij elk gegeven antwoord te vragen of ze dat goed denken te hebben. Dit geeft inzicht in hoe de leerling denkt over de behaalde doelen.
Bijvoorbeeld:
Deze vraag heb ik:
O Zeker goed
O Waarschijnlijk wel goed
O Waarschijnlijk niet goed
O Zeker niet goed