In de linkerkolom staan de taalvaardigheden en in de rechterkolom de daarbij behorende strategieën van het ERK (Taalprofielen, 2015).
Deze eindterm kan bij het examineren van alle vaardigheden meegenomen worden in de beoordeling.
Vaardigheden |
Strategische vaardigheden |
Lezen |
Leesstrategieën B1
- Kan de betekenis van zo nu en dan voorkomende onbekende woorden afleiden uit de context en de betekenis van zinnen herleiden, op voorwaarde dat het besproken onderwerp bekend is.
- Kan digitale technologie zoals internet en zoekmachines gebruiken om woord- en zinsbegrip te controleren, indien toegestaan.
Leesstrategieën B2
- Kan gebruikmaken van uiteenlopende strategieën om tot tekstbegrip te komen, waaronder het letten op hoofdpunten.
- Kan het eigen inzicht aan de hand van contextuele aanwijzingen controleren.
- Kan leesverwachtingen evalueren en waar nodig eigen interpretaties herzien.
- Kan van minder frequente woorden en uitdrukkingen de betekenis controleren door gebruik te maken van websites, (on-line) fora en eentalige woordenboeken.
|
Luisteren |
Luisterstrategieën A2
- Kan van korte teksten over vertrouwde en bekende onderwerpen op basis van voorkennis voorspellen waar de tekst waarschijnlijk over gaat en op basis van een idee over de betekenis van het geheel de waarschijnlijke betekenis van onbekende woorden uit de context afleiden.
Luisterstrategieën B1
- Kan de betekenis van onbekende woorden over vertrouwde en alledaagse onderwerpen, over actuele zaken en zaken van persoonlijk belang afleiden uit de context.
- Kan de betekenis van zo nu en dan voorkomende onbekende woorden afleiden uit de context en de betekenis van zinnen herleiden, op voorwaarde dat het besproken onderwerp bekend is.
|
Gesprekken voeren |
Afstemming taalgebruik op doel en gesprekspartner A2
- Kan zeer korte sociale contacten hanteren en daarbij gebruikmaken van alledaagse beleefdheidsvormen.
Interactie strategieën A2
- Kan communicatie in stand houden door:
- om aandacht te vragen;
- te zeggen dat hij of zij iets in het gesprek niet kan volgen;
- te vragen om een langzamer spreektempo, herhaling of uitleg, eventueel met behulp van gebaar en mimiek;
- gebruik te maken van 'fillers', zoals 'na ja', 'ehm', en stopwoorden zoals 'soort van', 'kijk' enz.
- Kan de betekenis van een niet passend woord met gebaren verduidelijken.
- Kan redelijk gebruikmaken van een overkoepelend begrip ('fruit' voor 'orange').
- Kan een woord uit de moedertaal ‘verbuitenlandsen’ en om bevestiging vragen.
|
Schrijven |
Afstemming taalgebruik op doel en publiek A1
- Kan elementair sociaal contact leggen door gebruik te maken van de eenvoudigste alledaagse beleefdheidsvormen.
Productiestrategieën A1
- Kan redelijk gebruikmaken van tweetalige (online) woordenlijsten of vertaalsites en de spelling en grammaticacontrole van een tekstverwerkingsprogramma, indien toegestaan.
Afstemming taalgebruik op doel en publiek A2
- Kan zeer korte sociale contacten hanteren en daarbij gebruikmaken van alledaagse beleefdheidsvormen.
Productiestrategieën A2
- Kan gebruikmaken van tweetalige (online) woordenlijsten of vertaalsites en de spelling en grammaticacontrole van een tekstverwerkingsprogramma, indien toegestaan.
Afstemming taalgebruik op doel en publiek B1
- Is zich bewust van de belangrijkste beleefdheidsconventies en handelt dienovereenkomstig.
- Is zich bewust van en let op tekenen van de belangrijkste verschillen in gewoonten, gebruiken, houdingen, waarden en overtuigingen tussen de betrokken gemeenschap en die van hem of haar zelf.
Productiestrategieën B1
- Kan digitale technologie zoals internet en zoekmachines gebruiken om taalgebruik te controleren, indien toegestaan.
|