Maatschappelijk belang van de gemengde en theoretische leerweg
Voor de leerlingen is het belangrijk dat wat zij op school leren zichtbare gebruikswaarde heeft. Een belangrijke stap in die richting kan gezet worden door het onderwijsprogramma samen te stellen uit een opeenvolging van veel leertaken die een grote mate van overeenkomst hebben met realistische taken zoals de leerlingen die ook in de beroepspraktijk kunnen verwachten.
Door in het onderwijsaanbod de link in te bouwen met de praktische gebruikswaarde van de vakinhouden, worden voor de leerlingen de verbanden duidelijk. Alle onderwijsactiviteiten zijn afgestemd op die leertaken en dragen ertoe bij dat alle aspecten van de leertaken zoveel mogelijk op een geïntegreerde wijze aan de orde komen. De leertaken worden georganiseerd in de vorm van thematisch onderwijs, projecten, casussen, probleemgestuurd onderwijs, enzovoort. (Meijers, F., 2001).
De betekenis voor een studie of een loopbaan krijgt voor leerlingen betekenis als ze kunnen beschikken over indringende ervaringen. Deze ervaringen geven de leerlingen inzicht in de eigen mogelijkheden en wensen. Aangezien ervaringen altijd worden opgedaan binnen een specifieke situatie, heeft elke ervaring een beperkte reikwijdte en is als smal te bestempelen. Om te voorkomen dat leerlingen hun keuze voor een studie of opleiding baseren op een enkele ervaring is het dan ook van belang dat zij ervaringen opdoen in (veel) verschillende situaties en dat zij ervaringen uitwisselen met beroepsbeoefenaren, klasgenoten en docenten. Dat stelt de leerling in de gelegenheid de opgedane ervaringen te ontkoppelen van de specifieke situatie. De leerling leert zo afstand nemen en leert gemeenschappelijkheden te zien.
De beschreven benadering van loopbaanoriëntatie en -begeleiding vraagt niet alleen een verschuiving wat betreft de inhoud en de didactiek (het wat en het hoe) maar vraagt vooral aandacht voor het gebied van de zingeving, het waarom: wéten waarvoor je kiest en wéten wat die keuze betekent. (Boer, P. den, Mittendorff, K., Sjenitzer, T., 2005). Om leerlingen actief bezig te laten zijn met de waaromvraag vereist een curriculum dat de leerlingen met de verschillende aspecten van het beroep confronteert en de leerlingen naast de mooie kanten van het beroep ook de grenzen van het beroep laten zien. Leerlingen komen met die grenzen in aanraking door ze te confronteren met beroepsdilemma's.
Een beroepsdilemma is te omschrijven als een in de dagelijkse praktijk voorkomend rolconflict. Voor deze conflicten zijn geen pasklare oplossingen voorhanden. Die worden verkregen door in overleg met 'collega's' in de praktijk of met klasgenoten oplossingen te bedenken. Beroepsdilemma's geven leerlingen een goed beeld van de beroepspraktijk en de grenzen die zich daarin voordoen. De leerlingen worden zo 'gedwongen' zich af te vragen hoe zij zelf met het dilemma zouden omgaan. Voor de beantwoording is het belangrijk dat de leerlingen enig zicht hebben op hun eigen levenswaarden. (Meijers, F., 2001).