Toetsen in het schoolexamen
Bij het vak informatietechnologie zijn verschillende vormen van toetsen mogelijk. Op deze website wordt het volgende onderscheid gemaakt.
Theorietoetsen
Een theorietoets heeft tot doel vast te stellen in hoeverre een kandidaat voldoende kennis, inzicht en/of vaardigheden over onderdelen van de examenstof heeft verworven. Een theorietoets wordt individueel afgelegd en wordt vaak schriftelijk of digitaal afgenomen.
Praktijktoetsen
Een praktijktoets heeft hetzelfde doel als een theorietoets en is een tamelijk gesloten individuele opdracht die in een kort tijdsbestek, bijvoorbeeld een lesuur, met behulp van de computer onder toetscondities gemaakt moet worden. De beoordeling bestaat er voornamelijk uit of het resultaat correct is, aan de gestelde voorwaarden voldoet en blijk geeft van beheersing van een of meer ICT-vaardigheden.
Projectopdrachten
Een projectopdracht heeft meer een open karakter. Er wordt een situatie geschetst waarbinnen kandidaten meestal in groepsverband een opdracht moeten uitvoeren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
- maakopdrachten, waarbij kandidaten een ICT-product maken en opleveren;
- uitvoeringsopdrachten, waarbij kandidaten een of meer werkzaamheden met behulp van ICT uitvoeren;
- informatieverwerkings- of onderzoeksopdrachten, waarbij kandidaten informatie moeten verzamelen en verwerken;
- reflectieopdrachten, waarbij kandidaten opgedane ervaringen moeten evalueren.
Een projectopdracht is omvangrijker dan een praktijktoets. Kandidaten wordt meestal een paar lessen tijd gegund om de opdracht uit te voeren. Het resultaat is in veel gevallen een schriftelijk, digitaal of andersoortig werkstuk. De beoordeling is breed van karakter en kent verschillende rubrieken waarop kandidaten beoordeeld worden.
Referentietoetsen
Op deze website staat van elk van de drie vormen een aantal toetsopgaven c.q. -opdrachten die als voorbeeld dienen voor hoe opgaven en opdrachten geformuleerd kunnen worden en wat een passende moeilijkheidsgraad voor dit vak is.