Afstemming met beroepsgerichte programma's

13 december 2019

De verbinding met de beroepsgerichte programma's kan het makkelijkst gelegd worden bij de exameneenheid Mens en werk (MK/K/5). Daarin komen onder meer de volgende onderdelen aan de orde: maatschappelijke functies en waardering van arbeid, de cultuur van een bedrijf, de rol van de overheid ten aanzien van arbeid, arbeidsverdeling en arbeidsverhoudingen, veranderingen op de arbeidsmarkt. Met al deze aspecten komt de leerling als toekomstig beroepsbeoefenaar in aanraking.

De meeste leerlingen doen maatschappijkunde als een profielgebonden vak in het profiel Zorg en welzijn. Bij het behandelen van de functies en de maatschappelijke waardering van arbeid kan dan ingezoomd worden op specifieke beroepen in de sector Zorg en welzijn. Andere aspecten waarbij de relatie met de beroepsgerichte programma's en beroepspraktijk in beeld komt zijn: de cultuur in een bepaald bedrijf of een bepaalde beroepsgroep, verschillende sociale rollen in werksituaties, verschillende stijlen van leiderschap in bedrijfsorganisaties, standpuntbepaling ten aanzien van ethische regels en dilemma's binnen de sector Zorg en welzijn. Ook kan er binnen de exameneenheid Multiculturele samenleving extra aandacht worden geschonken aan de wijze waarop men in de beroepspraktijk met cultuurverschillen, vooroordelen en discriminatie om moet gaan, waarbij het beginsel van gelijkwaardigheid en respect uitgangspunt is.

Aanknopingspunten voor vakoverstijgende opdrachten:

  • Een herkenbare aanpak om leerlingen te trainen in het contact met klanten en mensen die verzorgd worden is het werken met rollenspellen. Binnen maatschappijleer wordt deze werkvorm van oudsher toegepast. Door na afloop of gedurende het rollenspel te reflecteren op de keuzes die gemaakt zijn kan veel worden geleerd, kennis die zowel voor maatschappijkunde als voor de beroepsgerichte vakken van belang is.
  • Veel klassen zijn multicultureel. Heel praktisch en leerling-nabij is het dan om leerlingen met verschillende culturele achtergronden zelf te laten uitleggen hoe er verschillend gedacht wordt over omgangsvormen, normen, waarden, gebruiken, enzovoort. In toekomstige beroepssituaties (en in het dagelijkse leven) zullen ze daar immers mee te maken krijgen. Stel deze vraag dan wel aan alle leerlingen in de klas, niet alleen aan leerlingen van niet-Nederlandse afkomst.
  • Het is ook interessant om leerlingen met betrekking tot het thema Mens en werk te laten onderzoeken wat de rechten en plichten van een werknemer (en werkgever) zijn: Wat staat er in de CAO van je toekomstige beroep?
  • Leerlingen kunnen in het kader van kennismaking met een zorginstelling interviews gaan houden met bewoners. Op die manier krijgen ze een idee van het leefklimaat en kunnen ze inzoomen op sociale omstandigheden: Welke groepen mensen betreft het? Wat is hun achtergrond? Welke belangen hebben ze? Hebben ze specifieke normen en waarden en welke zijn dat? Hoe zijn in algemene zin de sociale voorzieningen in Nederland geregeld en worden die door de bewoners gewaardeerd? enzovoort.