Het centraal examen

13 december 2019

Bij het programma voor het centraal examen hoort een syllabus, waarin de eisen die tijdens het centraal examen aan leerlingen worden gesteld, nader worden gespecificeerd. Deze syllabus kan jaarlijks worden gewijzigd.

De actuele syllabus is voor elk examenjaar te vinden op www.examenblad.nl.

Naast de in de preambule genoemde exameneenheden NASK2/K/1 t/m 3, worden de volgende eindtermen geëxamineerd in het centraal examen.

Exameneenheid

NASK2/K/5 Mens en omgeving: verbranding
6. De kandidaat kan een aantal verbrandingsverschijnselen beschrijven, verbrandingsvoorwaarden noemen en toelichten dat blussen of voorkomen van brand berust op de beïnvloeding van deze voorwaarden.
7.  De kandidaat kan de gevolgen van overvloedig energieverbruik noemen voor gezondheid en milieu.
8. De kandidaat kan de bewerking van aardolie in raffinaderijen en het gebruik van aardolie als grondstof voor chemische producten beschrijven.
NASK2/K/7 Water, zuren en basen in en om het huis
10. De kandidaat kan van leidingwater en van in de natuur voorkomende watersoorten de samenstelling, functie en toepassing beschrijven.

11. De kandidaat kan:

  • van een aantal zuren en basen de naam en formule geven;
  • van een aantal zure en basische oplossingen de formules geven van de deeltjes die daarin voorkomen;
  • de eigenschappen en toepassingen van zure en basische oplossingen noemen.
12. De kandidaat kan de eigenschappen en toepassingen noemen van een aantal indicatoren en deze toepassen in pH-onderzoek.
NASK2/K/10 ​Basischemie voor vervolgopleiding en beroep
17. De kandidaat kan eigenschappen noemen waaraan stoffen herkend kunnen worden en die kennis toepassen in practicumsituaties.
18. De kandidaat kan:
  • een aantal processen uit het dagelijks leven herkennen als een chemische reactie;
  • van een aantal (soorten) reacties toepassingen noemen, de vergelijkingen opstellen en beschrijvingen geven;
  • berekeningen uitvoeren aan reacties en beschrijven hoe bepaalde factoren de reactiesnelheid beïnvloeden.​
NASK2/K/11 ​Bouw van materie
20. De kandidaat kan de bouw van stoffen beschrijven en reacties beschrijven met gebruikmaking van de begrippen moleculen, atomen en ionen.​​
​21. De kandidaat kan de namen en symbolen van een aantal elementen geven en beschrijven hoe de atoomsoorten zijn gerangschikt in het periodiek systeem.​
22. ​De kandidaat kan van een aantal moleculaire stoffen en zouten de naam geven als de formule is gegeven, en omgekeerd.
NASK2/V/1 Productieprocessen​
23. De kandidaat kan (in teamverband) rapporteren naar aanleiding van een onderzoek naar een productieproces, door middel van een verslag en/of presentatie.
​24. ​De kandidaat kan in het onderzoek scheikundige begrippen, symbolen en formules kwalitatief en kwantitatief toepassen in relatie tot een of meer productieprocessen, met name aangaande gebruikte hoeveelheden.
​25. ​De kandidaat kan in het onderzoek de leervaardigheden tonen die genoemd worden in NASK2/K/3.
NASK/V/2 ​Productonderzoek
26. ​De kandidaat kan (in teamverband) rapporteren naar aanleiding van een onderzoek naar een product, door middel van een verslag en/of presentatie.
​27. ​De kandidaat kan in het onderzoek scheikundige begrippen, symbolen en formules kwalitatief en kwantitatief toepassen in relatie tot een of meer producten, met name aangaande titreren, pH-onderzoek, neerslagreacties en ontledings- en scheidingsmethoden.
​28. ​De kandidaat kan in het onderzoek de leervaardigheden tonen die genoemd worden in NASK/K/3.
NASK1/V/4 ​Vaardigheden in samenhang
​30. De kandidaat kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.​