Wat moet, wat mag, wat kan

13 januari 2020

Het schoolexamen Rekenen moet gebaseerd zijn op de geldende referentieniveaus én op de referentieniveaus die daaraan vooraf gaan. Dat wil zeggen:

  • voor havo referentieniveaus 1F, 2F en 3F;
  • voor vmbo referentieniveaus 1F en 2F.

2A is geen referentieniveau en heeft voor dit schoolexamen als zodanig geen betekenis. Ook leerlingen in vmbo-bb die geen examen wiskunde afleggen, moeten schoolexamen doen over referentieniveaus 1F en 2F. Referentieniveau 3S is voor geen enkele onderwijssector voorgeschreven en heeft daarom evenmin betekenis voor dit schoolexamen.

Het is niet noodzakelijk om beheersing van álle rekendoelen uit deze referentieniveaus te toetsen. Het is toegestaan om op details onderdelen van het schoolexamen uit te sluiten of te vereenvoudigen, bijvoorbeeld zoals dat gedaan is in deze voorbeelden uit de syllabus voor de toenmalige centrale rekentoets (zie de download hiernaast). Het is wel de bedoeling:

  • alle domeinen in het schoolexamen te toetsen;
  • zowel Paraat hebben als Functioneel gebruiken voor elk van de domeinen in het schoolexamen te toetsen;
  • in het schoolexamen te toetsen of kandidaten rekenvraagstukken met én zonder gebruikmaking van de rekenmachine kunnen maken.

Je mag aan het schoolexamen onderdelen toevoegen die niet in de referentieniveaus voorkomen. Je wordt daarbij afgeraden zoveel onderdelen toe te voegen dat je schoolexamen niet meer goed toetst of een kandidaat referentieniveau (1F), 2F of 3F beheerst. Verder mogen kandidaten uit het vmbo het schoolexamen Rekenen op havoniveau afleggen, dat wil zeggen: op niveau 3F.

ERWD-leerlingen

Voor leerlingen met een beperking, ook voor ERWD-leerlingen, geldt artikel 55 van het Eindexamenbesluit VO. De regelingen die voorschrijven wanneer een leerling mag deelnemen aan de centrale rekentoets 2ER of 3ER, gelden niet meer. In het betreffende artikel uit het eindexamenbesluit wordt beschreven dat een school "kan toestaan dat een kandidaat geheel of gedeeltelijk een examen op de wijze aflegt die is aangepast aan de kandidaat" onder de voorwaarde dat "er een deskundigenverklaring is die door een ter zake kundige psycholoog, orthopedagoog, neuroloog of psychiater is opgesteld". Daarbij kan een aanpassing slechts worden toegestaan "voor zover daartoe in de deskundigenverklaring ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan dan wel indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in die deskundigenverklaring". Mogelijke aanpassingen zijn het beschikbaar stellen van een rekenkaart of mondeling toetsen. Een voorbeeld van een rekenkaart is hiernaast te downloaden. Het is niet de bedoeling voor deze leerlingen eenvoudiger toetsen te maken. Je kunt er wel voor kiezen toetsen van het juiste niveau te maken die voor ERWD-leerlingen minder belemmerend zijn. Lees hierover meer in het document Toetsen voor ERWD-leerlingen (zie downloads).

Toegestane hulpmiddelen

Omdat in de referentieniveaus sprake is van verantwoord gebruik van de rekenmachine, is gebruik van een rekenmachine in het schoolexamen toegestaan. In referentieniveau 3F wordt gesproken over spreadsheetprogramma's. Ook die mogen een rol spelen in het schoolexamen. Ook worden passer en liniaal in de referentieniveaus genoemd. Het wordt verder algemeen geaccepteerd dat leerlingen rekenvaardigheid die ze paraat moeten hebben, beheersen zonder gebruik te maken van rekenmachine of andere digitale hulpmiddelen, tenzij die expliciet in het rekendoel vermeld worden. Dit is echter geen vereiste en kan soms ongewenst zijn.