Op welke wijze kunnen leerlingen doorstromen naar het mbo?

18 december 2019

Er zijn drie soorten doorstroom: (zie bijvoorbeeld de examenhandreiking van BWI):

  • meest verwante doorstroom (vanuit verwant profielvak met profielverdiepende keuzevakken);
  • verwante doorstroom (vanuit verwant profielvak of vanuit verwante keuzevakken);
  • niet verwante doorstroom (vanuit niet verwant profielvak en zonder verwante keuzevakken).

De variant meest verwante doorstroom leidt tot een inhoudelijke voorsprong op het mbo. De verwante doorstroom wordt versterkt als de keuzevakken in het vmbo goed aansluiten op het mbo-programma. Vmbo en mbo kunnen bijvoorbeeld afspraken maken over ‘arrangementen’ van keuzevakken die een goede voorbereiding op het mbo opleveren.

Vmbo-leerlingen kunnen ook kiezen voor een brede oriëntatie en minder verwant doorstromen. Immers, vmbo-leerlingen zijn wettelijk gezien met alle profielen (ongeacht het profielvak) toelaatbaar tot alle mbo-opleidingen, zolang de leerling een diploma op het juiste niveau heeft. Wettelijk gezien mag iedereen instromen, ongeacht het profielvak, zolang de leerling maar de eventuele profielverplichte avo-vakken heeft gevolgd en het juiste niveau heeft behaald.

De keuze voor een opleiding kan op het mbo ook nog langer uitgesteld worden. Wanneer studenten nog niet precies weten voor welke kwalificatie zij in het mbo willen worden opgeleid, bestaat de mogelijkheid om in een domein te worden ingeschreven. Zij kunnen dan alvast beginnen met het volgen van vakken uit de gemeenschappelijke onderdelen van verwante beroepsopleidingen en later een definitieve keuze maken.

​MBO

In de kwalificatiedossiers van het mbo wordt omschreven wat de beginnende beroepsbeoefenaar moet kennen en kunnen.

Het totaal van alle mbo-opleidingen is geordend in zestien domeinen van opleidingen die gericht zijn op, of van belang zijn voor, eenzelfde bedrijfstak of groep van bedrijfstakken.

Naar verwachting zal er in de nabije toekomst meer variatie zijn in de voorkennis van doorstromende vmbo-leerlingen, omdat de combinaties van profielvak en keuzevakken meer of minder verwantschap met de mbo-opleiding kunnen hebben. Daar komt bij dat er in het vmbo ook veel ruimte is voor talentontwikkeling. Dit stelt het mbo voor de uitdaging om voor alle instromende leerlingen goed passende onderwijsprogramma’s samen te stellen.

Vmbo- en mbo-instellingen gaan om die reden op regionaal niveau steeds meer samenwerken. Samen kunnen ze afspraken maken over hoe om te gaan met de mogelijk toegenomen diversiteit in aanwezige voorkennis bij en (beroeps)vaardigheden van leerlingen. De MBO Raad geeft daarvan verschillende voorbeelden.

Het consortium Beroepsonderwijs heeft als kerntaak de ontwikkeling en implementatie van een krachtige en duurzame opleidings- en examenmethodiek voor het VMBO en het MBO. Speerpunt daarbij is een drempelloze aansluiting tussen VMBO, MBO en HBO.

Zie ook het thema doorstroom vmbo-mbo.