Leren in flow
Doe jij wel eens een activiteit waarbij alles vanzelf lijkt te gaan en de tijd voorbij vliegt?
Dat zijn momenten waarop je gebruik maakt van je kwaliteiten en een taak verricht die je voldoende uitdaagt. Daarin word je gestimuleerd om te doen waar je goed in bent en waar je nog beter in kan worden. Je bent van binnenuit gemotiveerd om een bepaald doel na te streven.
Deze innerlijke gedrevenheid is een kenmerk van (hoog)begaafde leerlingen. Als ze de ruimte krijgen om hun kwaliteiten te benutten en hun passies te volgen, kunnen ze zichzelf ergens helemaal in verliezen. Csikszentmihalyi (1997) noemt dit ‘flow’. Hij zegt dat leraren en begeleiders met regelmatige feedback leerlingen kunnen ondersteunen om hun doelen te halen.
Wat is er nodig voor talentvolle en (hoog)begaafde leerlingen om flow te ervaren?
- een helder doel vooraf;
- de gelegenheid om je te concentreren;
- uitdagend: niet te moeilijk, niet te makkelijk;
- het moet intrinsiek motiveren, vanuit kwaliteiten en interesses;
- positieve feedback (proces- en resultaatgericht);
- voelen dat je invloed hebt.
Onder deze condities leer je in de 'zone van naaste ontwikkeling'. Dit vraagt om voortdurende afstemming. (Hoog)begaafde leerlingen leren sneller, dus komen ze met veel minder oefening tot een hoger vaardigheidsniveau. Daardoor vervelen ze zich al snel als ze eenmaal iets beheersen.
Leren en de zone van naaste ontwikkeling
Leerlingen leren, als ze iets dat ze nog niet goed genoeg weten of kunnen, zodanig oefenen en herhalen zodat ze het wel of beter beheersen. Ze moeten niet steeds iets herhalen dat ze al kunnen.
Voor kinderen die leren geldt onder andere het volgende. De leerling:
- stelt vragen;
- maakt niet alles in een keer goed;
- heeft hulp nodig.
Wanneer er sprake is van leren, zit een leerling in de ‘zone van naaste ontwikkeling’ (Vygotsky, 1978). Een essentieel onderdeel hiervan is de juiste hulp. Fouten maken hoort erbij. Kinderen moeten van jongs af aan leren dat falen bij het leven hoort. Ze moeten leren omgaan met situaties waarin ze iets nog niet weten of kunnen. Ze kunnen frustraties of boosheid ervaren en leren om dit te overwinnen. Zo ontwikkelen ze frustratietolerantie. Ook leren ze om succesvolle strategieën te ontwikkelen en in te zetten.
Voor ervaringen waarbij ze zich moeten inspannen voor ze succes hebben, moet het leeraanbod net boven beheersingsniveau liggen. Pas dan leren ze door te zetten en met voldoening terug te kijken op het leerproces en het resultaat.