Docentencompetenties voor de begeleiding van leerlingen bij het werken met rubrics


Hieronder wordt een overzicht gegeven van competenties die docenten nodig hebben om leerlingen bij de ontwikkeling van algemene vaardigheden te kunnen begeleiden in het werken met rubrics.

Leerlingen leren werken met rubrics

Docenten kunnen de leerlingen uitleggen wat doel en functie is van het werken met rubrics bij de ontwikkeling van algemene vaardigheden:

  • rubrics zijn bedoeld om leerlingen zicht te geven op de ontwikkeling van hun vaardigheden;
  • rubrics geven stadia in die ontwikkeling weer;
  • rubrics helpen de leerling zichzelf te evalueren ten aanzien van die ontwikkeling (met hulp van medeleerlingen en docent);
  • rubrics helpen de leerling (in samenspraak met de docent) passende leerdoelen voor het vervolg van hun ontwikkeling te kiezen;
  • rubrics kunnen gebruikt worden om de ouders inzicht te geven in de ontwikkeling van hun kind en in de stappen die in het vervolgproces gezet kunnen worden;
  • rubrics kunnen gebruikt worden voor determinatie en voor communicatie met de omgeving over de ontwikkeling die heeft plaatsgevonden (ouders en vervolgopleidingen).

Docenten kunnen de wijze van werken met rubrics aan de hand van een voorbeeld van een (aspect van een) vaardigheid aan de leerlingen uitleggen en hen daar stapsgewijs mee laten oefenen, zodat ze daarmee vertrouwd raken. Ze kunnen daarbij gebruik maken van de rubrics en van het formulier Hulpvragen bij het invullen van de rubrics.

Het proces begeleiden

Docenten kunnen een klimaat creëren waarin leerlingen zich veilig en uitgedaagd voelen om met behulp van rubrics hun eigen ontwikkeling en die van een medeleerling te evalueren en die met medeleerling(en) en begeleidende docent te bespreken.

Docenten kunnen individuele leerlingen in een gesprek stimuleren om met behulp van rubrics te kijken naar de ontwikkeling van hun vaardigheden, onder andere door bij hen aan te sluiten ('Heb je daar een voorbeeld bij? Ik denk dat jij…, klopt dat? Ik zie dat jij …, klopt dat?') en het belang ervan voor hun eigen ontwikkeling uit te leggen.

Docenten kunnen leerlingen stimuleren om aan de hand van ingevulde rubrics met een medeleerling in gesprek te gaan over de ontwikkeling van hun vaardigheden, door hen uit te leggen dat anderen soms andere dingen van hen zien dan zij zelf en dat je door een uitwisseling daarover een beter beeld van jezelf kunt krijgen.

Docenten kunnen observeren of het evaluatieproces in een veilige en constructieve sfeer plaatsvindt, kunnen het proces stilleggen als ze dat nodig vinden en samen met de betrokkenen zoeken naar een nieuwe ingang voor het proces.

De uitkomsten bespreken

Docenten kunnen de uitkomsten van het evaluatieproces, illustratieve voorbeelden ervan en redeneringen daarachter met individuele en groepjes leerlingen bespreken. Zij kunnen de leerlingen stimuleren om na te denken over vervolgstappen in hun ontwikkeling.

Docenten kunnen de uitkomsten van dergelijke evaluatieprocessen op een genuanceerde manier  delen met collega's, ouders en betrokkenen van een vervolgopleiding.