Praktijkvoorbeeld O.R.S. Lek en Linge - Uitstelkeuzeklassen

21 oktober 2019

Op O.R.S. Lek en Linge wordt sinds 2011 met een zogenaamde uitstelkeuzeklas (UKK) gewerkt. Deze klas heeft zich in de afgelopen acht jaar ontwikkeld van een klas met focus op leerlingen met een jongensachtige leerstijl tot een tweejarige brugklas waar niet de cijfers bepalend zijn, maar het formatief evalueren centraal staat. In deze blog neemt Michiel Dissel​ je mee in het proces dat wij daarin hebben doorlopen en in de geleerde lessen.

De start: de ko​​mst van een uitstelkeuzeklas

Toen de uitstelkeuzeklas in 2011 begon, zochten we een oplossing voor leerlingen met een jongensachtige leerstijl die wij niet goed konden bedienen. Het waren leerlingen, voornamelijk jongens, met potentie, maar tegenvallende resultaten en niet altijd gemotiveerd. We zijn begonnen met een klas havo/atheneum en een klas vmbo-tl/havo.
De leraren die aan deze klassen lesgeven, kregen een speciale training en extra tijd om de aanpak en prestaties van leerlingen te bespreken. We hadden het idee dat we de grootste impact konden behalen door extra tijd te hebben voor het samen bespreken van de leerlingen. Door deze extra tijd was elke leraar goed op de hoogte van het wel en wee van de leerling en kon daar in de lessen op anticiperen. Helaas, de praktijk is weerbarstig. Dat extra uur was lastig te realiseren voor alle lesgevende leraren en was het ook moeilijk om elk jaar weer dezelfde leraren op deze groepen te zetten.

​​​Cijfers zeggen ​weinig

In deze klassen werd het ons al snel duidelijk -als dat het al niet was- dat cijfers weinig zeggen over de capaciteiten en affiniteiten van een leerling. De ene 7 is de andere niet. We zagen leerlingen in de klas voldoendes halen zonder er iets voor te hoeven doen. Daar tegenover stonden leerlingen die heel hard moesten leren om die voldoende te halen. Die informatie is niet uit een toets te halen. Daar is veel meer voor nodig. 
In 2015 zijn we daarom voor de uitstelkeuzeklassen overgestapt op het geven van adviezen naast cijfers op allerlei toetsen, praktische opdrachten etc. Een leerling in 2 havo/atheneum heeft acht atheneumadviezen nodig om bevorderd te worden naar 3 atheneum. In die adviezen worden ook cijfers meegenomen vanuit de verschillende vakken, maar alle informatie die je als leraren hebt over een leerling doet er toe. Zo proberen we met de adviezen een breed beeld van de leerling te krijgen en te waarderen.

Van uitstelk​​​euzeklas naar 2-jarige brugklas

In 2017 is het UKK-traject tweejarig geworden. Dat betekent dat een leerling die start in 1 havo/atheneum (of tl/havo) in principe altijd wordt bevorderd naar de tweede. Hij heeft dus twee jaar om te laten zien wat hij in huis heeft. Daarbij is de bevordering in beide leerjaren meer gebaseerd op de adviezen van de lesgevende leraren dan op cijfers. Dit verlaagt de druk in het eerste jaar. De leerling laat met name in het tweede jaar zien wat het beste bij hem past en waarom. Daarbij weet de leerling dat ons advies van meer dingen afhangt dan alleen cijfers, omdat hierover met hem wordt gecommuniceerd. Voor deze leerlingen zijn cijfers dus niet meer leidend. Ook bij leraren hoeft er niet langer de nadruk te liggen op de cijfers.

Rijke feedback​​

Parallel aan dit traject hebben we in het lerarenteam van 2/3 atheneum veel aandacht besteed aan formatief evalueren en het integreren van rijke feedback. In ons lerarenteam werken we met aandachtsgroepen. Dat betekent dat verschillende groepjes in het team een thema kiezen, dit onderzoeken en vervolgens delen/presenteren aan de rest van het team. Wij hebben daar tijdens teambijeenkomsten tijd voor. Zo is er de afgelopen twee jaar een aandachtsgroep geweest die onderzocht heeft wat de mogelijkheden zijn van formatief evalueren in de klas.

Uitdaging​en

De uitdaging bij het bevorderingsadvies in de uitstelkeuzeklassen zit hem onder andere in het schijnbaar 'subjectieve karakter' van een advies. Ondanks het feit dat cijfers nog steeds indicatief zijn binnen de adviezen en ondanks het feit dat de bevordering wordt gebaseerd op de adviezen van twaalf docenten, ervaren de leerlingen en -in zekere mate- de ouders het advies niet altijd als bevredigend. Van tevoren zijn ouders erg blij dat cijfers er minder toe doen. Ze begrijpen ons idee dat we naar het kind willen kijken en niet alleen naar het cijfer. Echter, aan het eind van het jaar vergelijkt een ouder de cijfers van het kind met die van een klasgenoot. Op zo'n moment ontstaat er wel eens discussie, omdat de ouder het verschil in advies niet begrijpt. Goed blijven communiceren met de ouders is dus essentieel. Bewijzen over het niveau van de leerling (naast de cijfers) inclusief onderbouwing registreren we ook, zodat we het kunnen gebruiken in een gesprek met ouder, kind en collega.

Toek​omst

Lang was het onderdeel van het brede schoolbeleid, dat elk vak minstens twee cijfers gaf in elk van de vier periodes in een schooljaar, op twaalf vakken, vier perioden en tenminste twee cijfers betekent ten minste 96 cijfers per leerjaar. Nu is de discussie of we niet minder -maximaal twee- summatieve toetsen met cijfer per vak moeten gaan geven. Daar is nog geen consensus over bereikt: minder toetsen voor een cijfer, maar vaak wel weer grotere toetsen die er meer toe doen. Het is goed dat die discussie wordt gevoerd. En we zouden hier uiteraard graag reactie van andere leraren en schoolleiders over krijgen! Het is een onderwerp dat we vanuit een langetermijnvisie en -aanpak zullen moeten insteken. Want: door de adviezen is formatieve evaluatie een heel belangrijk middel geworden. Waar we nog aan moeten werken is het scherp krijgen van de gezamenlijke doelen voor de lange termijn: wat willen we uiteindelijk bereiken en waar staan we over vijf jaar als het gaat om formatieve evaluatie? Dat vaststellen met elkaar en omzetten naar beleid, is onze volgende stap.