bovenbouw havo-vwo
In de bovenbouw van havo en vwo zijn jongeren tussen de 14 en 17/19 jaar. Veel jongens zitten in deze periode nog volop in de groei. De meeste meisjes zijn aan het einde van deze periode volgroeid. De volwassen vormen van het lichaam zijn vaak niet in overeenstemming met hun emotionele ontwikkeling.
Jongeren zijn onzeker over hun uiterlijk en daarom besteden ze er vaak extra aandacht aan. Hun onzekerheid verbergen ze regelmatig achter bravoure en uiterlijk vertoon. Er is geen sprake van een emotioneel stabiele situatie. Het zelfbeeld van jongeren wil in deze periode nog wel eens botsen met hoe anderen hen zien. Zij kunnen zich zelf soms al volwassen voelen, terwijl zij zich met name door ouders en school als een kind behandeld voelen (Bron et al., 2016).
Voor jongeren van 16 - 17 jaar geldt dat de hersendelen, die cruciaal zijn voor het maken van weloverwogen keuzes nog niet uitgerijpt zijn terwijl ze al wel moeten kiezen voor een vervolgstudie. In deze periode worstelen veel jongeren met zichzelf en hun omgeving.
Verstandelijk maken deze jongeren in deze periode een sterke groei door. Het vermogen abstract te kunnen denken, het leggen van complexe causale verbanden en het ter discussie stellen van zekerheden is aanleiding tot nadenken over samenlevings- en zingevingsvraagstukken. Hun emotionele ontwikkeling houdt daarmee vaak geen gelijke pas (Delfos, 2011).
Over het algemeen kan gezegd worden dat de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen in havo/vwo iets langzamer verloopt dan van leerlingen van dezelfde leeftijd in het vmbo (Bron et al., 2006).
Het losmaken van ouders zet zich in deze periode voort, jongeren zetten zich af tegen hun ouders, wat aanleiding kan geven tot conflicten over bijvoorbeeld kleedgedrag, financiën of gebruik van genotmiddelen.
De waarden en normen van jongeren komen steeds vaker overeen met die van een subgroep. De omgang met leeftijdsgenoten vervult verschillende functies. Ze oefenen met rollen die bij de volwassenheid horen, daarnaast bieden leeftijdgenoten steun en solidariteit. Vriendschappen veranderen naar de emotionele kant, trouw en vertrouwelijkheid staan meer op de voorgrond. Jongeren willen bij één of meerdere (sub)groepen horen; groepsdruk speelt daarbij een rol (Delfos, 2011).
Veel jongeren zijn bezig met het verder ontwikkelen en ontdekken van hun seksuele identiteit en hun seksuele voorkeur. Zij experimenteren met relaties en doen seksuele ervaring op. In hun relaties ontdekken jongeren steeds beter hoe ze om kunnen gaan met de andere sekse (Rutgers WPF, 2011). Ondanks dat jongeren nu duidelijker weten of ze hetero-, bi- of homoseksueel zijn hebben ze wel te maken allerlei vooroordelen die in hun omgeving aanwezig kunnen zijn (Delfos, 2011).
Vet eten wordt gezien als schadelijk voor de gezondheid, toch eten jongeren relatief veel vetten in de vorm van junkfood. De meesten komen over het algemeen nauwelijks aan in gewicht. Dit komt door een snelle stofwisseling en grote lichamelijke activiteit (Delfos, 2011). Een toenemende groep, 18% van de jongeren heeft echter last van overgewicht of ernstig overgewicht (CBS, 2012).
Voor het gebruik van alle soorten genotmiddelen geldt dat het gebruik bij vmbo-leerlingen groter is dan bij vwo-leerlingen. Havoleerlingen zitten daar tussenin. Daarnaast is een dalende trend zichtbaar voor alle jongeren in het gebruik van genotmiddelen. Ondanks deze dalende trend rookt in 2013 één op de zeven 16 jarigen dagelijks. Ook heeft één op de vier 16-jarige jongeren wel eens cannabis gebruikt (van Laar, 2013).
Een aantal jongeren in deze leeftijdsfase loopt een gehoorbeschadiging op. Luisteren naar harde muziek kan leiden tot gehoorbeschadiging, maar over het algemeen wordt dit veel later pas ontdekt. Ook voor deze groep geldt dat jongeren relatief veel kans lopen op ongevallen tijdens het sporten (Veiligheid, 2013).