Kanttekeningen aardrijkskunde
De zes voorbeeldopdrachten hogere denkvaardigheden en aardrijkskunde kennen nog geen opbouw onderling en hebben ook geen relatie onderling.
Over hogere denkvaardigheden bestaan verschillende misvattingen.
- Je moet bij het maken van een opdracht altijd op het laagste denkniveau uit de taxonomie van Bloom beginnen. Dus met vragen waarin de leerlingen feitelijke kennis moeten reproduceren (herinneren), iets moeten uitleggen (begrijpen), of hun kennis in een bekende situatie moeten toepassen (toepassen). Dat is niet zo. Leerlingen kunnen direct een analyse-, evaluatie- of creëeropdracht krijgen. Uiteraard moet de leerling bij zo'n opdracht vaak een beroep doen op feitelijke, conceptuele of procedurele kennis uit het domein van de lagere denkvaardigheden.
- Opdrachten die betrekking hebben op hogere denkvaardigheden zijn alleen voor leerlingen uit hogere leerjaren, of leerlingen van het hoogste niveau. Maar je kunt voor elk niveau en elk leerjaar opdrachten ontwikkelen die betrekking hebben op hogere denkvaardigheden. Maak wel onderscheid tussen meer of minder moeilijke denkprocessen en opdrachten.
Om groei in hogere denkvaardigheden mogelijk te maken is het belangrijk dat leerlingen er van het begin mee werken. Bij de uitgewerkte opdrachten voor aardrijkskunde worden steeds suggesties gegeven voor alternatieve uitwerkingen.
Het is nuttig expliciet aandacht te besteden aan redeneren en argumenteren. Bij leerlingen die hiermee geen ervaring hebben, is het handig om aanwijzingen te geven. Laat ze bijvoorbeeld werken met een stappenplan. Meer ervaren leerlingen moeten deze stappen zelf kunnen zetten. Ze moeten zich afvragen welke kennis en procedures ze nodig hebben om de opdracht tot een goed einde te brengen.