Kanttekeningen nederlands

5 november 2024

De zes voorbeelduitwerkingen van lessen voor hogere denkvaardigheden bij Nederlands zijn zo gekozen dat er spreiding over domeinen en schooltypen is. Er is geen onderlinge relatie, afhankelijkheid of doorgaande lijn wat de zes uitwerkingen betreft.

Twee misvattingen over hogere denkvaardigheden willen we niet onbenoemd laten.

  1. Je zou bij het maken van een opdracht altijd op het laagste denkniveau uit de taxonomie van Bloom moeten beginnen. Dat vraagt om een vaste opbouw, beginnend met vragen en opdrachten waarbij de leerlingen feitelijke kennis moeten reproduceren (herinneren), iets moeten uitleggen (begrijpen) of hun kennis in een bekende situatie moeten toepassen (toepassen).
    Dat  is niet zo. Leerlingen kunnen direct een analyse-, evaluatie- of creatieopdracht krijgen. Uiteraard zullen zij bij een dergelijke opdracht vaak een beroep moeten doen op feitelijke, conceptuele en/of procedurele kennis die behoort tot het domein van de lagere denkvaardigheden. Dat is juist de uitdaging en het mooie van dergelijke ‘hogere orde-opdrachten’. Een weergave van de taxonomie van Bloom heeft vaak de vorm van een piramide, maar een weergave waarin elk niveau als een tandwiel wordt voorgesteld, zou beter passen.
  2. Opdrachten die betrekking hebben op hogere denkvaardigheden zouden alleen zijn weggelegd voor leerlingen uit hogere leerjaren, of voor vwo-leerlingen.
    Dat is ook niet zo. Je kunt voor elk niveau en elk leerjaar opdrachten ontwikkelen die betrekking hebben op hogere denkvaardigheden. Houd wel oog voor de complexiteit en omvang van de opdrachten en de aansturing en instructie optimaal af te stemmen op het niveau van de leerlingen. Daarin zijn deze opdrachten uiteraard niet uniek: differentiatie en afstemming zijn immers kenmerken van effectief onderwijs.
    Oefenen van hogere denkvaardigheden betekent dat leerlingen leren samen te werken, kritisch te denken en sociaal en cultureel vaardig te zijn.