Nieuwe opdrachten maken
21 november 2019
Als je zelf een denkopdracht wilt ontwerpen, moet je eerst nadenken over wat je ermee wilt bereiken. Als dat duidelijk is, kun je de opgave vorm en inhoud geven.
Gaat het daarbij om het appelleren aan hogere denkvaardigheden en het stimuleren van wiskundige denkactiviteiten, dan kunnen onderstaande tips je hierbij helpen.
Wat wil je dat de leerlingen gaan doen?
Denk aan opdrachten waarin:
- Leerlingen een wiskundig proces of patroon beschrijven of extrapoleren en het daarna toepassen op een onbekend probleem.
- Leerlingen foute en/of ontbrekende informatie benoemen.
- Leerlingen worden uitgedaagd een opgave op meer dan één manier (pdf, 139 kB) op te lossen.
- Leerlingen vragen moeten beantwoorden van het soort: “Gegeven … , wat zou er gebeuren als (pdf, 111 kB)… verandert? Aan de hand van een antwoord en een wiskundig concept moeten leerlingen hun eigen opgaven of vergelijkingen opstellen die leiden tot het gegeven antwoord.
- Leerlingen hun oplossing verdedigen of moeten kiezen uit een aantal mogelijke oplossingen en hun keuze van de “beste” of “meest correcte” oplossing onderbouwen.
Hoe zou je jouw opgaven vorm kunnen geven?
Denk aan opdrachten waarin:
- Gebruik wordt gemaakt van verschillende bronnen, zoals grafieken, tabellen, vergelijkingen, figuren en gegevensverzamelingen.
- Bij meerkeuzevragen de antwoorden op de vragen logisch zijn en het juiste antwoord niet anders van structuur is dan de onjuiste antwoorden.
- Handelingswerkwoorden voorkomen, die passen bij hogere denkvaardigheden: analyseer, onderbouw, leg uit, pas toe, interpreteer, vergelijk, schat, voorspel, bewijs, formuleer, pas aan, classificeer, orden. Dit kan een mooie start zijn, maar het werkwoord garandeert natuurlijk niet een hogere denkopdracht.