lexicon - Organisatiemodellen

15 oktober 2024

Voor het onderwijs zijn verschillende modellen ontwikkeld waarin de rol van de leerkracht ten opzichte van de leerling beschreven wordt. De organisatiemodellen zijn in grote lijnen in twee groepen te verdelen: modellen waarin de leerkrachten een sturende rol hebben, en modellen waarin de leerling zelf meer aan zet is.

Afgeleide begrip(pen)

Interactieve gedifferentieerde directe instructiemodel plus jonge kind:  IGDI+ is een organisatiemodel dat leerkrachten ondersteunt bij het realiseren van een gedifferentieerde instructie en begeleiding. Dit model is doelgericht en gaat uit van convergente differentiatie (alle leerlingen bereiken de lesdoelen). Kinderen starten met een korte gezamenlijke activiteit en krijgen vervolgens op eigen niveau instructie, waarbij er steeds aangesloten wordt op het niveau waarop het kind zich op dat moment bevindt. Afhankelijk van dit niveau krijgen ze meer/verdiepende uitleg, uitdagende problemen,  instructietijd en passende verwerkingen.

GRRIM:  Het Gradual Release of Responsibility Instruction Model (GRRIM) beschrijft het principe waarbij de verantwoordelijkheid voor de instructie geleidelijk aan verschuift van de leerkracht naar de leerling. De leerkracht introduceert en demonstreert de vaardigheid (ik-fase), waarna de leerlingen de vaardigheid met begeleiding van de leerkracht oefenen (wij-fase). Vervolgens passen de leerlingen de vaardigheid eerst samen (jullie-fase) en ten slotte zelfstandig toe (jij-fase). GRRIM is een variant van IGDI+ en het wordt gebruikt bij het leren van complexe vaardigheden, bijvoorbeeld bij begrijpend luisteren, woorden leren en toepassen en rekenconflicten. Onderzoek van Snel, Terwel, Aarnoutse en Van Leeuwe (2012) laat bijvoorbeeld zien dat kinderen die leesinstructie krijgen via directe instructie beter scoren op snelheid van woordherkenning dan kinderen die via begeleide co-constructie leren lezen. Begeleide co-constructie (ook wel samenwerkend leren genoemd) daarentegen levert betere resultaten op voor het kunnen verklanken van letters (grafeem-foneemkoppeling).

Voorbeeld(en)

GRRIM wij fase = samen denken:
Voorbeeld taal:
De leerkracht leest: ‘Toen beer op een morgen een wandeling maakte, zag hij bij het meer drie eieren liggen. Hij keek om zich heen. Er was niemand te zien ‘Hallo’, riep hij luid. ‘van wie zijn die eieren?’. Hij wachtte en wachtte, Er kwam geen antwoord.’ (Dat komt er nou van D&I Schubert).​ De leerkracht stimuleert vervolgens de inbreng van kinderen, bijvoorbeeld met deze vragen: ‘Van wie zijn deze eieren,? Wat denk je? Waaraan kun je dat zien? Hoe weet je dat?

Voorbeeld rekenconflict: 
Juf heeft zeven kisten. Iedere kist is gevuld met allerlei materialen. In de een zit meer  dan in de andere. Als alle kisten dicht zijn gemaakt, wil juf weten in welke kist het meeste zit. Maar welke kist is dat? Probleem!” Hoe kan juf goed onthouden hoeveel schatten er in welke kist zitten? Verschillende oplossingen worden geopperd: tekeningen maken, sterretjes of cirkeltjes tekenen of het aantal schatten op de kist schrijven met een cijfer. De leerkracht stelt vragen, laat kinderen samen tot oplossingen komen en vat mogelijke oplossingen samen.

Literatuur


let op!

Momenteel wordt de inhoud van dit lexicon geactualiseerd en waar nodig aangevuld.