lexicon - Sociaal-emotionele ontwikkeling

20 juni 2022

Het kind leert omgaan met zichzelf en de ander, het leert wat de eigen en andermans gevoelens zijn:

  • leert bij anderen sociaal-emotionele kenmerken te onderscheiden, zoals iemands gemoedstoestand, temperament, intenties en verlangens, ook als die verborgen zijn;
  • leert anderen te begrijpen;
  • leert te werken met anderen.

De relatie tussen kind en verzorger, een goede hechting, vormt de basis. Sociaal-emotionele ontwikkeling is de grondlegger voor het latere leren en functioneren op school en in de wereld.

Afgeleide begrip(pen)

Samen met persoonlijkheidsontwikkeling en morele ontwikkeling vormt sociaal-emotionele ontwikkeling de bouwstenen voor sociaal-competent gedrag.
Sociaal-emotionele competentie (sociaal competent gedrag): het vermogen van een kind om evenwichtig met zichzelf, anderen en grotere groepssituaties om te gaan. Sociaal competent gedrag kenmerkt zich door de driedeling:
  • intrapersoonlijk gedrag en inzicht (persoonlijkheidsontwikkeling)
  • interpersoonlijk gedrag en inzicht
  • sociaal gedrag in relatie tot de groep

Persoonlijkheidsontwikkeling: het kind ontwikkelt zelfvertrouwen en leert zich voldoende veilig te voelen in zijn omgeving. Hierdoor wordt het zelf een eigen persoon, leert het zelf beslissingen nemen, zelf keuzes maken. Het kind wordt onafhankelijk van zijn omgeving. Hiervoor is een veilige hechting van levensbelang.

Intrapersoonlijk gedrag en inzicht bij kleuters: door de ‘ik’-ontwikkeling leert het kind zichzelf concreet kennen en komen competentiegevoelens naar voren. Er is nog geen sprake van reële zelfkennis. Gevoelens van schaamte en schuld ontwikkelen zich.

Interpersoonlijk gedrag en inzicht bij kleuters: actieve tweezijdige wederkerigheid in relaties. Kinderen krijgen oog voor elkaar en leren de ander kennen. De relatie met de volwassenen wordt minder emotioneel gekleurd. Het kind volgt regels van volwassenen op.

Morele ontwikkeling: leren kennen van waarden en normen en de ontwikkeling van moreel besef.

Zelfregulering: zie Zelfredzaamheid

Autonomie: Dit is het hoogste en meest abstracte niveau van zelfstandigheid. Op dit niveau bepaalt iedere leerling uiteindelijk hoe hij zijn leven richting wil geven en welke beslissingen hij daarbij neemt. Het betekent dat de autonome leerling rekening houdt met zijn omgeving (vrijheid in gebondenheid).

Voorbeeld(en)

Jessie maakt zelf een keuze waar ze gaat spelen. Ze kiest samen met Johan de zandtafel, waar ze na overleg een wegennet maken en vervolgens met auto’s en vrachtauto’s over de wegen rijden. Ze overleggen samen als een weg verandert moet worden.

Sociaal-emotionele ontwikkeling in het basisonderwijs

Veel informatie rond de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen in de basisschool vind je ook in de volgende slo-publicatie:

Literatuur

  • Brouwers, Helma (2010), Kiezen voor het jonge kind, uitgeverij Coutinho
  • Collot dÉscury-Koenigs, Annematt (1998), Het blauwe boek, denken over anderen, dat kunnen kleuters ook, Swets & Zeitlinger Publisher
  • Riemens, Carola en Liesbeth van Waas (2011), Kijk, Kies, Doe voor kleuters, Bazalt
  • Schoonewille, Bernard (red.) (2010), Vversterk De Basis, Sardes
  • Schoonewille, Bernard (red.) (2010), Vversterk De Verdieping, Bernard Schoonewille (red.), Sardes
  • Van Kuyk, J.J. e.a. (2012), Piramideboek deel 2, Cito

let op!

Momenteel wordt de inhoud van dit lexicon geactualiseerd en waar nodig aangevuld.