Buitenschoolse ontwikkeling: docenten willen meer
Het Docentontwikkelteam Nederlands (DOT) van het Aansluitingsnetwerk vo-ho Fryslân bestaat vier jaar. De deelnemers zijn positief. Tegelijkertijd is er meer winst te behalen. Cruciale voorwaarden daarvoor zijn tijd en ruimte. Vier keer per jaar anderhalf uur bij elkaar zitten, is een mooi begin. Voor forse stappen is meer nodig.
Doel en invulling
Het Aansluitingsnetwerk vo-ho Fryslân is een samenwerkingsverband van zestien vo-scholen, drie hbo-opleidingen (NHL Hogeschool, Stenden en Van Hall Larenstein), Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit Twente. Het netwerk wil de aansluiting tussen vo en ho versoepelen en richt zich op leraren en leerlingen bovenbouw h/v, decanen, managers en docenten in het hoger beroepsonderwijs. Een onderdeel van dit samenwerkingsverband is een docentontwikkelteam Nederlands (DOT) waarin – logischerwijs – docenten Nederlands van een aantal van de deelnemende onderwijsinstellingen zitten.
Het primaire doel van het Aansluitingsnetwerk vo-ho Fryslân is de professionalisering van zittende leraren. Naast deze professionalisering richt het Aansluitingsnetwerk zich op LOB-beleid en terugkoppeling van (propedeuse) resultaten aan scholen.
Het DOT-Nederlands komt vier keer per jaar bij elkaar en de coördinator van het DOT organiseert daarnaast jaarlijks in samenspraak met het vo-ho Fryslân een Talenconferentie. Het zet ten behoeve van het eerste doel, de professionalisering, regelmatig externe trainers in en docenten van de lerarenopleiding geven op verzoek workshops. Een docent van de lerarenopleiding Nederlands is de contactpersoon en drijvende kracht achter het DOT-Nederlands. Zij krijgt hiervoor tijd vanuit de lerarenopleiding. Tijdens de bijeenkomsten van het ontwikkelteam wisselen de deelnemers ervaringen en materialen uit en zijn ze met elkaar in gesprek over het vak Nederlands. De bijeenkomsten zijn voor een deel plenair, maar het bespreken van elkaars materiaal gebeurt bijvoorbeeld meestal in groepjes. Denken, delen en uitwisselen is een gebruikte werkvorm, evenals het werken met expertgroepjes.
Wat docenten bij het docentontwikkelteam aan kennis of materiaal ophalen, nemen ze mee naar het sectieoverleg op hun eigen school”
Inhoudelijke thema’s
De insteek van het DOT-Nederlands is voornamelijk didactisch: wat doe je? Hoe doe jij dat en waarom? Welke mogelijkheden heb jij? Doen we de goede dingen? Naast de profilering van de school komen ook de specifieke omstandigheden en belemmeringen op school om zaken uit te proberen en/of nieuwe wegen in te slaan geregeld ter sprake. Concrete onderwerpen en vakonderdelen die aan bod komen zijn leesonderwijs, literatuur, spelling, grammatica en manier van toetsen. Daarnaast worden rapporten als Onderwijs2032, de reactie vanuit Levende Talen hierop en de uitkomst van de Nationale denktank met elkaar besproken. Ook gaan de deelnemers met elkaar in gesprek over vaardigheden, materialen, bepaalde oplossingen en handigheidjes. ‘Veranderkunde’ komt vooral voorbij in het bespreken van hobbels die docenten op hun eigen school moeten nemen: wat ‘kan’ bij mij op school niet en hoe kan ik daar wat aan veranderen? Bij welke leidinggevende moet je zijn, welke potjes kun je aanspreken, et cetera. Docenten nemen wat ze bij het ontwikkelteam ophalen, vaak mee naar het sectieoverleg op hun eigen school.
Het DOT-Nederlands bestaat inmiddels vier jaar. De groep die meedoet is vrij constant en de inzet ook, en dat is best bijzonder. Bijeenkomsten vinden plaats buiten werktijd. Deelnemers praten graag over hun vak en dat stimuleert de reflectie op het werk. In de uitwisseling komt ook recente vakliteratuur voorbij en onlangs bijvoorbeeld presenteerde een mbo-docent zijn databank van (een selectie van bruikbare) lesmaterialen op internet. En een presentatie van SLO over geïntegreerd lees- en schijfonderwijs op een DOT-bijeenkomst leidde tot aanpassing van een lessenserie. De ervaringen ermee zijn onder andere verwerkt in een artikel in Levende Talen Magazine en een workshop op de conferentie Dag van Taal, Kunsten en Cultuur op de Rijksuniversiteit Groningen. De deelnemende leraren waarderen het onderlinge, bovenschoolse contact en uitwisseling en de agenda die ze zelf samenstellen.
Het effect van een DOT wordt veel groter als docenten van hun school meer tijd en ruimte krijgen om deel te nemen”
Opbrengst en vervolg
Wat de coördinator betreft, mag de opbrengst groter: op dit moment is het lastig om echt iets van de grond te krijgen of te maken in de zin van het ontwikkelen van vakmateriaal, of het schrijven van een artikel. Het effect van het DOT zou best groter mogen, maar daarvoor hebben de deelnemers meer tijd nodig. In de praktijk blijkt het voor docenten lastig om vaker of langer beschikbaar te zijn. De wil is er wel, maar het DOT maakt formeel geen onderdeel uit van de professionalisering van de deelnemende leraren. Curriculumontwikkeling op schoolniveau staat of valt tenslotte met de ruimte die leraren krijgen om ook buiten de grenzen van de eigen school te kijken. Regionale samenwerking biedt veel mogelijkheden tot professionalisering van zittende leraren, bijvoorbeeld over de inrichting en uitvoering van schoolexamens, zeker in het kader van een herziening van het curriculum. Voorwaarden zijn tijd voor de docenten en ruimte voor de coördinatie.
Tips
- Geef docenten tijd en ruimte om buiten school, samen met collega's, te werken aan professionalisering.
- Daag docenten uit om een visie te vormen op het vak en stimuleer de docenten om deze uit te voeren binnen de eigen school.