Drie belangrijke soorten vaardigheden in onderwijs

• Procedurele vaardigheden. Dit zijn aanpakken of procedures die leerlingen door goede instructie en voldoende en geschikte oefening kunnen ontwikkelen tot een bijna automatische routine, denkproces en/of handeling. Zo’n routine verloopt snel, maar werkt alleen bij gelijksoortige problemen. Voorbeelden: op een sterk gestructureerde manier samenwerken in een groepje; zonder fouten schrijven van eenvoudige zinnen; maken van standaardrekenopgaven.
  Met enigszins gevarieerde oefeningen waarbij leerlingen kleine problemen moeten overwinnen, kunnen zij leren routines min of meer flexibel in te zetten.
• Conceptuele vaardigheden. Deze zijn nodig bij taken of activiteiten waarbij moet worden nagedacht over begrippen (concepten), feiten en relaties daartussen. Dit is vaak nodig als je voor een probleem een oplossing moet bedenken, een open vraag moet beantwoorden, of iets moet maken. In alle schoolvakken zijn hiervan de nodige voorbeelden te vinden en te bedenken.
• Metacognitieve vaardigheden. Dit zijn vaardigheden om je eigen kennis en denken en manieren van leren en problemen oplossen te reguleren. Dat doe je door deze te plannen en te sturen, het proces te volgen en te evalueren, en je aanpak zo nodig bij te stellen. Deze vaardigheden kunnen in veel situaties je eigen denken, leren en probleemoplossen ondersteunen.

Wil je meer weten over hoe kennis en vaardigheden met elkaar zijn verbonden, lees dan Hoe soorten kennis en vaardigheden met elkaar zijn verbonden.