W&T is geen apart vak
W&T is geen extra vak op de basisschool. Het leergebied oriëntatie op jezelf en de wereld (OJW) met vakken als aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek leent zich goed voor de integratie van W&T. Door kinderen te laten onderzoeken en ontwerpen, worden verbindingen gelegd tussen deze vakken en ook met taal en rekenen.
Mens en samenleving, aardrijkskunde, geschiedenis en natuur & techniek verbonden
Bij onderzoeken of ontwerpen komen vakken vaak samen. Vaak is kennis uit verschillende disciplines nodig. Als je een dierentuinverblijf ontwerpt, gaat het niet alleen over de technische aspecten van het bouwen van een verblijf, maar ook over het leven van het dier en het landschap en klimaat waar het dier leeft.
Over een brug kun je, naast technische vragen, ook historische, geografische en biologische vragen stellen: waarom en voor wie is deze brug hier? Is deze brug hier altijd geweest? Waar komt het water vandaan, is dat er altijd al geweest? Wat leeft er in het water? Hebben deze vragen met elkaar te maken?
Taal
Bij het leren in groepjes over vragen of problemen formuleren leerlingen onderzoeksvragen, zoeken ze informatie op en verwerken die en discussiëren, redeneren en argumenteren ze met elkaar. Ze leren over de diepere betekenis van begrippen als ze een verslag over hun W&T-activiteiten schrijven en hun onderzoek of ontwerp presenteren aan andere leerlingen. Door onderzoeken en ontwerpen doet W&T een beroep op vaardigheden uit de domeinen mondelinge taalvaardigheid, lezen, schrijven en taalbeschouwing en -verzorging.
Rekenen
Bij W&T leren leerlingen specifieke begrippen uit de rekentaal te gebruiken zoals het juist formuleren van relaties (groter dan, als - dan redeneringen), het uitdrukken van grootheden (eenheden van gewicht, volume of tijd) of bij het beschrijven van meetresultaten in een grafiek of tabel. De verwevenheid van taal en rekenen met W&T wordt zichtbaar en woordenschatonderwijs krijgt betekenis.
Bij techniek, met name tijdens het ontwerpen en maken (pdf, 7.2 MB) van producten, krijgen leerlingen te maken met besef en schatten van grootte, patronen, verhoudingen, meten en het verwerken van meetgegevens in tabellen of grafieken. Maar ook binnen aardrijkskunde speelt besef van grootte een rol, bijvoorbeeld bij het benoemen van afstanden tussen plaatsen, oppervlakte van landen en steden en het aantal inwoners per land of een andere geografische eenheid. Bij geschiedenis gaat het om chronologie, periodisering en de tijdlijn.