Het curriculaire spinnenweb: het leerplan

4 januari 2024

De kern van een leerplan wordt doorgaans door de doelen en inhouden van het leren bepaald. Veranderingen in die kern vragen meestal ook om wijzigingen in andere leerplanonderdelen. Een verhelderende manier om dat te visualiseren is het zogenaamde curriculaire spinnenweb (Van den Akker, 2003).

Curriculair spinnenweb_ned_ v1

De kern en de negen draden van het spinnenweb verwijzen naar tien onderdelen van het curriculum die elk een vraag over het (plannen van) leren door leerlingen betreffen. De visie vormt de centrale, verbindende schakel; de overige onderdelen (leerplanaspecten) zijn verbonden met die visie. Idealiter zijn ze ook met elkaar verbonden, zodat er sprake is van consistentie en samenhang. De metafoor van het spinnenweb onderstreept het kwetsbare karakter van een curriculum. Spinnenwebben zijn weliswaar enigszins flexibel maar dreigen toch te scheuren als er te hard en eenzijdig aan bepaalde draden getrokken wordt zonder dat de andere draden meebewegen.

Elk leerplanaspect van het curriculaire spinnenweb werpt een kernvraag op met betrekking tot het onderwijzen en leren van leerlingen:

onderdelen en kernvragen
​Onderdelen: ​Kernvraag:
​Basisvisie ​Waartoe leren zij
​Leerdoelen ​Waarheen leren zij (waar leren zij voor?)
​Leerinhoud ​Wat leren zij?
​Leeractiviteiten ​hoe leren zij?
​Docentenrollen ​Wat is de rol van de leraar bij hun leren?
​Bronnen en  materialen ​Waarmee leren zij?
​Groeperingsvormen ​Met wie leren zij?
​Leeromgeving Waar leren zij?
​Tijd ​Wanneer leren zij?
​Toetsing ​Hoe wordt hun leren getoetst?


Onderwijsontwikkeling kan tot uitdrukking komen in verschillende verschijningsvormen en kan plaatsvinden op verschillende niveaus, variërend van de individuele leraar, de interne cultuurcoördinator, de directie, het bestuur tot de overheid. Iedereen heeft op bepaalde niveaus een taak binnen het geheel. Zo laten zich de volgende leerplanniveaus onderscheiden, elk met hun eigen bereik, betrokkenen en producten (Van den Akker,  2003). In de kolom 'leerplanproducten' zijn daarbij voorbeelden genoemd die specifiek een relatie hebben met het leergebied kunstzinnige oriëntatie:

onderwijsontwikkeling op verschillende niveaus
​Leerplanniveau: ​Bereik: ​Betrokkenen: ​Leerplanproducten:
​Macro ​Het nationale onderwijsstelsel

​Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

  • Kerndoelen 54, 55, 56
  • Leerplankader kunstzinnige oriëntatie
  • TuLE
​Meso ​De school ​De schoolleiding en icc-er
  • ​Schoolbeleidsplan
  • Cultuurbeleidsplan (met uitwerking voor kunstzinnige oriëntatie)
​Micro
  • ​Het leerjaar
  • Het leergebied op school
  • De projecten
  • De lessen
​de leraar en de groep
  • Onderwijsprogramma kunstzinnige oriëntatie
  • Methode
  • Lessen en (buitenschoolse) activiteiten
  • Onderwijsmaterialen

Met de beantwoording van bovenstaande kernvragen uit het curriculaire spinnenweb, krijgt ieder onderwijsontwerp, van micro- tot macroniveau, invulling. De schoolleider vervult hierin, meestal samen met de interne cultuurcoördinator, een sleutelrol. De schoolleider geeft bijvoorbeeld de kaders, initieert gesprekken daarover, beoordeelt de kwaliteit van het onderwijsprogramma binnen de kaders van het totale onderwijspakket en zorgt voor passende randvoorwaarden. Welke rol vervul je binnen juw school en welke rollen en taken verzorgen jouw collega's?

Visie geeft antwoord op de vraag waartoe de leerlingen van een specifieke school leren. Een visie op schoolniveau geeft richting aan de manier waarop de school invulling geeft aan de persoonsvorming, de kennisontwikkeling en de maatschappelijke toerusting van leerlingen. In dit geval betreft het de visie van de school op het leren bij kunstzinnige oriëntatie. De overheid geeft scholen en leraren de ruimte om de eigen visie gestalte te geven en aan te geven op welke punten de school zich al dan niet wenst te profileren. De visie geeft inzicht in het toekomstbeeld van de school. In het beleidsplan van de school staat beschreven hoe e weg naar dat toekomstbeeld er uitziet.
Vanuit de schoolvisie kunnen veel componenten van het leerplan op school- en klasniveau afgeleid worden, zoals op welke doelen en inhouden de school de nadruk legt of de vraag welke pedagogisch-didactische aanpak en welk toetsbeleid daarbij horen.

Leerdoelen beschrijven wat leerlingen gedurende een schoolperiode aangeboden krijgen en wat ze voor een vaardigheid, vak- of leergebied moeten kennen en kunnen. Leerdoelen op meso-niveau betreffen de schoolbrede doelen die zowel vakoverstijgend (vaak gerelateerd aan vaardigheden) als vakspecifiek kunnen zijn. De vakspecifieke leerdoelen worden meestal afgeleid van de landelijke doelen. Leerdoelen op mesoniveau worden meestal vastgelegd in een vakwerkplan/schoolbeleidsplan.

Leerinhoud betreft alle kennis, vaardigheden en houdingen die op schoolniveau worden vastgesteld. Denk bijvoorbeeld aan een schoolbreed vastgestelde invulling (thema's, concepten, onderwerpen) voor vakken en leergebieden. Leerinhouden kunnen worden afgeleid van nationaal vastgestelde leerdoelen en aangevuld worden met de doelen die de school belangrijk vindt.

Leeractiviteiten geven op hoofdlijnen weer op welke wijze leerlingen leren op een school.

Docentrollen op meso-niveau geeft overzicht van alle rollen, taken en bijbehorende uren die binnen een school vervuld worden om het leerproces van leerlingen in goede banen te leiden. Denk daarbij aan de rollen van (vak)docenten, icc-ers, ambulant begeleiders, onderwijsondersteuners (klasse-assistenten, tio's), onderwijsontwikkelaars, gastdocenten.

Bronnen en materialen biedt een overzicht van de (digitale) middelen waarmee leerlingen leren. Voor specifieke vakken, leergebieden en thema's zal in veel gevallen schoolbreed (of op het niveau van bijvoorbeeld vaksecties of teams) besloten worden welke lesmaterialen de leerlingen tot hun beschikking hebben. Het kan daarbij gaan om lesmethodes, al dan niet zelf ontwikkelde materialen, verbruiksmaterialen en digitale bronnen.

Groeperingsvormen geeft zicht op de vraag met wie leerlingen op school leren. Het gaat het om beslissingen over de grootte en de samenstelling van klassen en groepen. Kunstzinnige oriëntatie vraagt daarbij, vanwege de praktische kant van het leergebied, om een andere leeromgeving dan een vak als rekenen. Daarnaast kunnen er ook buitenschoolse activiteiten ondernomen worden.

Leeromgeving doet uitspraken over de plek waar leerlingen leren. Hiertoe behoren klaslokalen binnen de school, werkhoeken buiten het klaslokaal en locaties buiten de school waar leerlingen bijvoorbeeld stage lopen of projectwerk doen. Afhankelijk van de schoolvisie, kan het leren in authentieke, betekenisvolle situaties een belangrijke rol spelen. Dit vraagt dan om een rijke leeromgeving. Op schoolniveau worden afspraken gemaakt over de inrichting en het gebruik van zowel de fysieke als digitale leeromgeving.

Tijd verwijst naar de lesurentabel/het lesrooster. Het ministerie van OCW hanteert geen wettelijk voorgeschreven lesurentabel. Het is dus aan de school om hier een verantwoorde keuze te maken. Wel moeten er op schoolniveau afspraken worden gemaakt wanneer bepaalde onderdelen op het lesrooster komen te staan. Ook zullen er afspraken gemaakt moeten worden om ervoor te zorgen dat toetsen over het jaar verdeeld worden (en piekbelasting wordt voorkomen).

Toetsing gaat over de afspraken die op schoolniveau worden gemaakt voor het toetsen, beoordelen en waarderen van wat leerlingen leren. Het is van belang dat de wijze van beoordeling past bij de landelijke afspraken (zoals examinering), de visie van de school, de visie op vak- en leergebieden en de afspraken binnen projecten (zoals de Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit).