Generieke competenties

28 februari 2023

Het creatieve proces, als één van de uitgangspunten voor de leerlijnen kunstzinnige oriëntatie, zorgt er voor dat een leerproces op gang wordt gebracht. In dit leerproces verwerft de leerling doelgericht kennis, vaardigheden en attitudes over kunst en cultuur. Een combinatie van kennis, vaardigheden en attitudes wordt ook wel competentie genoemd. Een competentie is een vermogen dat aantoont dat iemand geschikt is voor een taak. Dit vermogen omvat kennis, vaardigheden en attitudes. De beschrijvingen van de leerlijnen voor de kunstzinnige vakdisciplines (beeldend, dans, drama, muziek en cultureel erfgoed) zijn dan ook uitgewerkt en beschreven in de vorm van competenties.

Op basis van deze competentiebeschrijvingen kunnen, per leeftijdsgroep, tussendoelen en leerinhouden geformuleerd worden voor de kunstzinnige vakdisciplines en cultureel erfgoed. Binnen kunstzinnige oriëntatie verwerven leerlingen deze competenties aan de hand van opdrachten. De opdrachten kennen een opbouw in complexiteit, mate van zelfstandigheid en beheersingsniveau. Daarnaast ontwikkelen leerlingen zich door samen met anderen en actief, een combinatie van kennis, vaardigheden en attitudes te construeren (Klatter, 2007).

De competentiebeschrijvingen in de leerlijnen zeggen iets over de opbouw en het niveau van dat wat een leerling, gemiddeld gezien en op een bepaalde leeftijd, aan kennis, vaardigheden en attitudes (competenties) binnen die kunstzinnige vakdiscipline of cultureel erfgoed verwerft. Op deze wijze kunnen leerlingen, gedurende hun schoolloopbaan, groei laten zien. Samen werken de kunstzinnige vakdisciplines en cultureel erfgoed aan een set van generieke competenties van het leergebied kunstzinnige oriëntatie.

In onderstaande paragrafen wordt allereerst het begrip competentie, vanuit de context van kunstzinnige oriëntatie, nader beschouwd en daarna volgt het overzicht van de generieke competenties.

Competentie: kennis, vaardigheden en attitudes

Kennis gaat over materie, vorm en betekenis. Het gaat hierbij om wat het is (materie zoals klank, beweging, verf), wat je ermee kunt doen (vorm zoals een schilderij, toneelstuk, lied) en wat ermee wordt uitgedrukt (betekenis). De leerling gebruikt vaardigheden om deze kennis de concretiseren.

De vaardigheden zijn te verdelen in drie groepen: de leergebied-, vakoverstijgende en vakspecifieke vaardigheden. Met de leergebiedoverstijgende vaardigheden worden de  brede vormingsdoelen uit de preambule en de 21e eeuwse vaardigheden bedoeld. Tot de groep vakoverstijgende vaardigheden behoren de vaardigheden die de kunstzinnige vakdisciplines beeldend, dans, drama, en muziek gemeenschappelijk hebben. Hierbij gaat het over de vaardigheden uit het creatieve proces, zoals oriënteren, onderzoeken, uitvoeren (produceren en presenteren), evalueren en reflecteren. Ook het beleven en verslag doen van kunstzinnige en culturele activiteiten behoren tot de vakoverstijgende vaardigheden (SLO, n.d.).
Vakspecifieke vaardigheden gaan over vaardigheden die tot de afzonderlijke kunstzinnige vakdisciplines behoren, zoals zingen en spelen.

Attitudes (houding) ontwikkelen  leerlingen gedurende het creatieve leerproces door de schooljaren heen. Attitudes gaan over het inslijpen van kennis en vaardigheden als onderdeel van de dagelijkse praktijk (Teune et al., 2008), zoals het open stellen voor of  het hebben van een onderzoekende en een artistieke houding.

Generieke competenties

Binnen de leerlijnen van de kunstzinnige vakdisciplines en cultureel erfgoed verwerven leerlingen competenties. Gezamenlijk werken de leerlijnen aan een set van generieke competenties voor het leergebied kunstzinnige oriëntatie.  Deze generieke competenties zijn daarmee (kunst)vakoverstijgend. Gezamenlijk werken de leerlijnen aan  de generieke competenties van het leergebied kunstzinnige oriëntatie. De competentiebeschrijvingen in de afzonderlijke leerlijnen van de kunstzinnige vakdisciplines beeldend, dans, drama, muziek en cultureel erfgoed geven zicht op het behaalde streefniveau.

In onderstaande tabel worden de generieke competenties, aan de hand van het creatieve proces, beschreven:

Tabel generieke competenties
​Generieke competenties van het leergebied kunstzinnige oriëntatie
Oriënteren
  • De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor  verschillende uitingen van kunst en cultuur.
  • De leerling kan daarop reageren met associaties en herinneringen aan eigen ervaringen.
  • De leerling kan daarover communiceren met anderen.
Onderzoeken
  • De leerling kan brononderzoek doen en vanuit dit onderzoek conclusies trekken die hij meeneemt in de uitvoerende fase.
  • De leerling kan de betekenis die hij aan kunst- en cultuuruitingen geeft onderzoeken en een relatie leggen met de middelen die de maker heeft gebruikt, bijvoorbeeld beeld- of klankaspecten, spel- of danselementen, technieken en materialen.
  • De leerling kan experimenteren met technieken, materialen, verschillende media en nieuwe mogelijkheden uitproberen.
  • De leerling kan onderzoeken op welke manier hij de opdracht kan gaan uitvoeren en kan een uitvoeringsplan maken.
  • De leerling kan eigen criteria en de gegeven criteria van de opdracht benoemen.
  • De leerling kan teruggrijpen naar de informatie en ideeën opgedaan in de oriëntatiefase.
Uitvoeren
  • De leerling kan zijn plannen uitvoeren (met behulp van vakspecifieke kennis en vaardigheden) en de uitvoering presenteren (individueel of samen met anderen).
  • De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen met de onderzoeksfase.
  • De leerling kan in het vormgevingsproces rekening houden met de gegeven en zijn eigen criteria.
  • De leerling kan, daar waar relevant, samenhang benoemen tussen een beeld, dans, spel, muziek of cultureel erfgoed en/of andere vakken.
Evalueren
  • De leerling kan vertellen over het verloop van het werkproces.
  • De leerling kan zijn waardering geven aan het eigen product en werkproces en dat van anderen.
  • De leerling kan deze waardering beargumenteren en maakt daarbij gebruik van  kennis en inzicht in verschillende uitingen van kunst en cultuur.
  • De leerling kan oplossingen in het eigen werk vergelijken met die van kunstenaars.
  • De leerling kan laten zien dat hij enige kennis en inzicht in de betekenis die  kunst en cultuur, voor het dagelijkse leven van mensen van vroeger en nu, heeft.

Bronnen

Klatter, E. (2007). VisiedocumentEvalueren, Beoordelen en Kwalificeren van Competentieontwikkeling. Nijkerk: Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

SLO (n.d.). Leerplan in beeld. Enschede: SLO.

Teune, P., Ros, A. & Knol, M. (2008). Stimuleren van leren. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.