Muziek staat flink in de belangstelling. Daarom is op deze themapagina samengevat wat leerlingen op muziekgebied moeten leren in de verschillende onderwijssectoren. Waar zit voor scholen de ruimte en hoe gaan scholen daar mee om? En wat zijn de leerplankundige uitdagingen geredeneerd vanuit de toegenomen aandacht voor muziek in vooral primair onderwijs?
Ga direct naar:
A. Muziek in primair onderwijs
B. Muziek in onderbouw voortgezet onderwijs
C. Muziek in bovenbouw vmbo
D. Muziek in tweede fase
De uitgebreide versie van deze tekst (met bronvermelding) staat binnenkort op deze pagina.
A. Muziek in primair onderwijs
Voor het leergebied kunstzinnige oriëntatie heeft de overheid drie globale kerndoelen geformuleerd. In deze kerndoelen staan expressie in, onder andere, muziek, reflectie en cultureel erfgoed centraal.
aantal |
leerlingen |
Kerndoelen leergebied kunstzinnige oriëntatie
54 |
De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om ermee te communiceren |
55 |
De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren |
56 |
De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed |
Door kunstzinnige oriëntatie maken leerlingen kennis met en krijgen waardering voor kunstzinnige en culturele aspecten in hun leefwereld. Ze leren zichzelf op creatieve en kunstzinnige wijze te uiten. Waar mogelijk wordt dit leergebied in samenhang met andere leergebieden aangeboden en wordt er een link gelegd naar de culturele omgeving van de leerlingen.
De
leerlijn muziek die ontwikkeld is voor het
Leerplankader kunstzinnige oriëntatie helpt bij de inrichting van het onderwijs. Het leerplankader geeft leerkrachten een beeld van de inhoud van muziekonderwijs. Met de streefcompetenties die daarnaast ontwikkeld zijn kunnen leerkrachten onder meer doelen formuleren voor opdrachten of projecten.
Hoe wordt muziekonderwijs in po aangeboden?
Het aanbod van diverse stimuleringsregelingen en andere initiatieven stimuleert veel scholen muziek op een structurele wijze in het curriculum te verankeren. Volgens de
Monitor Cultuuronderwijs 2015-16 heeft een kwart van de scholen voor primair onderwijs een visie op muziekonderwijs vastgelegd, nog een kwart geeft aan hiermee bezig te zijn. Drie op de tien scholen voor primair onderwijs heeft één of meer vakdocenten, ruim 80% daarvan geeft muziek. Scholen werken ook met een leerkracht die bijgeschoold is tot vakspecialist muziek, die muziekonderwijs kan verzorgen en collega's kan ondersteunen. Andere scholen werken samen met vakdocenten van culturele instellingen, die met leerlingen een project uitvoeren. Ook maken scholen gebruik van externe aanbieders. In dat geval komen bijvoorbeeld musici of ensembles naar de school, of gaat de school met de leerlingen naar concerten of optredens. Vaak wordt muziek echter door de breed opgeleide groepsleerkracht zelf verzorgd. Afhankelijk van diens eigen expertise en motivatie komt dit goed van de grond, soms blijft muziekonderwijs geheel achterwege. Dit betekent dat er in de praktijk sprake is van een grote diversiteit.
Diverse regelingen en initiatieven, zoals
Meer muziek in de klas stimuleerden de afgelopen jaren veel scholen, om muziek op een structurele wijze in het curriculum te verankeren. Toch is dit nog lang niet overal het geval.
Vakspecialist muziek voor primair onderwijs
Om muzikale kennis en vaardigheden van (groeps)leerkrachten te vergroten, hebben pabo's samen met conservatoria de nascholingscursus 'vakspecialist muziek' ontwikkeld. Vanaf juli 2017 kunnen pabo's ook binnen de initiële opleiding aan de slag met de verbetering van muziekonderwijs.
Doorlopende leerlijnen muziek van po naar onderbouw vo?
De grote verschillen tussen scholen kunnen vergaande consequenties hebben voor zowel de doorlopende leerlijn als de ontwikkeling van leerlingen. Want: hoe kunnen leerlingen later in het voortgezet onderwijs aanhaken wanneer er op de basisschool slechts incidentele, of geen enkele aandacht is geweest voor muziek? Of, hoe houdt de muziekdocent in de onderbouw van het voortgezet onderwijs rekening met de grote verscheidenheid aan kennis en vaardigheden van leerlingen die instromen? En ook: wat missen kinderen wanneer onderwijs in muziek geen deel uit maakt van hun (algemene) ontwikkeling?
B. Muziek in onderbouw voortgezet onderwijs
Voor het leergebied kunst en cultuur in de onderbouw van het vo zijn vijf globale kerndoelen geformuleerd. Deze zijn te typeren als vaardigheden, te weten: (48) produceren, (49) presenteren, (50) leren kijken en luisteren, (51) verslag doen van ervaringen en (52) reflecteren. Het leergebied kan op verschillende manieren worden aangeboden, bijvoorbeeld in een samenhangend leergebied, in afzonderlijke vakken of als onderdeel van projecten. Scholen maken zelf keuzes over het aanbod, mits er een spreiding van lesactiviteiten is over verschillende kunstvakken.
Hoe wordt muziek in onderbouw vo aangeboden?
Voor de muzieklessen kunnen leraren in de onderbouw gebruik maken van verschillende methodes. Dit is vaak het geval wanneer de lessen structureel zijn ingeroosterd. Ook maken scholen - vergelijkbaar met primair onderwijs - gebruik van het aanbod van externe aanbieders. In de regel ligt het accent in de onderbouw vooral op het ontwikkelen van muzikale vaardigheden: muziek maken en spelen.
Uit de monitor cultuuronderwijs voortgezet onderwijs 2015 blijkt dat 77 % van de scholen muziek aanbiedt in het eerste leerjaar. In havo en vwo wordt muziek vaak in afzonderlijke vakken aangeboden. Op het vmbo wordt vaker in een samenhangend leergebied gewerkt. Ongeveer een derde van de scholen biedt kunst en cultuuronderwijs aan als onderdeel van projecten, of en in welke mate dit dan ook muziekonderwijs omvat is niet duidelijk.
Doorlopende leerlijnen muziek niet vanzelfsprekend
De kunstvakken onderscheiden zich van vrijwel alle andere schoolvakken, door de uiteenlopende beginsituatie van leerlingen. Dit geldt zeker ook voor de kennis en vaardigheden van leerlingen in het vak muziek. In de onderbouw krijgen leraren te maken met leerlingen die van basisscholen komen waar veel of juist weinig tot geen tijd aan muziek is besteed. Daarnaast zijn er leerlingen die van huis uit de mogelijkheid hebben gekregen om muzieklessen te volgen of op een kinderkoor zitten. Er is geen vanzelfsprekende doorlopende leerlijn van primair onderwijs naar de onderbouw van het voortgezet onderwijs en het keuze-examenvak muziek in de bovenbouw van vmbo-tl of havo/vwo.
C. Muziek in bovenbouw vmbo
Kunstvakken 1, ook wel aangeduid als culturele en kunstzinnige vorming (CKV), is voor alle leerlingen in het vmbo een verplicht vak en wordt in leerjaar 3 of 4 afgesloten met een schoolexamen. In de praktijk bieden scholen hun leerlingen diverse culturele ervaringen en zorgen dat leerlingen op kunstzinnig gebied een werkstuk produceren en presenteren.
Het aanbod van culturele activiteiten vindt dikwijls plaats in samenwerking met culturele instellingen. Veel scholen organiseren om uiteenlopende redenen bijvoorbeeld één keer per jaar een CKV-meerdaagse. Leerlingen maken een keuze uit het aanbod. Dikwijls zitten daar ook muzikale activiteiten bij. Ook zijn er scholen die de samenhang zichtbaar maken tussen de culturele activiteiten en muziek of andere kunstvakken, al dan niet in combinatie met elkaar.
Leerlingen in gl en tl kunnen muziek als examenvak kiezen. Voor gl en tl bestaat het examenprogramma uit een centraal examen (CE) en een schoolexamen (SE). Daarnaast bouwen leerlingen een examendossier op. De school kan aan exameneenheden die afgesloten worden met het schoolexamen een eigen invulling geven. Zingen, spelen, improviseren / componeren en presenteren worden getoetst in een schoolexamen. Het theoretische deel van muziek, waaronder beluisteren en toepassen van muzikale begrippen, worden getoetst in een centraal examen (CE). Muziek als eindexamenvak wordt op ruim een op de tien scholen (12%) aangeboden.
Totaal aantal examenkandidaten muziek vmbo gl/tl in de examenjaren 2010 - 2016
Examenjaar |
Examenkandidaten muziek gl/tl (tussen haakjes examenkandidaten Nederlands) |
2010 |
917 (51.171 voor NL) = 1.8% |
2011 |
822 (51.347 voor NL) = 1.6% |
2012 |
871 (51.736 voor NL) = 1.7% |
2013 |
867 (56.044 voor NL) = 1.5% |
2014 |
888 (57.442 voor NL) = 1.5% |
2015 |
928 (59.474 voor NL) = 1.6% |
2016 |
936 (60.570 voor NL) = 1.5 %. |
Bron: Examenverslagen Cito
D. Muziek in bovenbouw havo/vwo
De tweede fase kent twee systemen van kunstvakken: oude stijl en nieuwe stijl. Bij muziek oude stijl ligt het accent op vaktheorie en de praktijk van muziek als mono-kunstvak. Het examenprogramma voor muziek 'nieuwe stijl' bestaat uit de combinatie van kunst (muziek) en kunst (algemeen). Kunst (muziek) is het praktijkdeel en wordt afgesloten met een schoolexamen. Kunst (algemeen) is multidisciplinair, gaat in op de theorie en wordt afgesloten met een centraal examen. De examenprogramma's verschillen slechts weinig van elkaar.
In het onderwijs werken leraren toe naar het examen. In beide varianten (oude en nieuwe stijl) proberen leraren zoveel mogelijk tijd te besteden aan musiceren/spelen. Los van kleine verschillen in de examenprogramma's tussen havo en vwo en tussen oude en nieuwe stijl is er een verschil in studielasturen (SLU's).
Overzicht SLU's
|
Muziek oude stijl |
Muziek nieuwe stijl |
havo |
320 SLU |
Kunst (muziek) 220
SLUKunst (algemeen) 100 SLU
|
|
|
vwo |
480 SLU |
Kunst (muziek) 280
SLUKunst (algemeen) 200 SLU
|
|
|
Het kan zijn dat op de ene school meer uur beschikbaar is voor praktijk (muziek maken, spelen etc.) dan op de andere school. Dit is afhankelijk van de keuze die de school daarin maakt.
Totaal aantal examenkandidaten muziek havo en vwo in de examenjaren 2010 - 2016
Examenjaar |
Aantal leerlingen muziek havo |
Aantal leerlingen muziek vwo |
2010 |
1.739 (55.758 voor NL) = 3% |
1.192 (38.492 voor NL) = 3.1% |
2011 |
2.157 (56.709 voor NL) = 3.8% |
1.777 (39.886 voor NL) = 4.5% |
2012 |
2.136 (57.037 voor NL) = 3.7% |
1.635 (39.691 voor NL) = 4.1% |
2013 |
1.391 (55.253 voor NL) = 2.3 % |
1.113 (38.412 voor NL) = 2.9% |
2014 |
1.456 (56.031 voor NL) = 2.6% |
1.117 (37.624 voor NL) = 3% |
2015 |
1.387 (58.400 voor NL) = 2.4% |
1.088 (38.734 voor NL) = 2.8% |
2016 |
1.205 (59.979 voor NL) = 2% |
1.113 (38.643 voor NL) = 2.9% |
Tussen haakjes het aantal examenkandidaten voor Nederlands
Bron: Examenverslagen Cito