Informatievaardigheden


Informatievaardigheden beslaan de volgende twee punten:

1. Informatie van anderen zoeken, beoordelen en gebruiken


Voorbeelden van activiteiten uit de kennisbasis:

  • Teksten van verschillende internetbronnen raadplegen over een bepaalde ziekte.
  • Reclame en andere productinformatie lezen van voedsel of een technisch product.
  • Recente artikelen in de media checken op de chemische taal.
  • De EHBO-gifwijzer raadplegen om te bepalen wat te doen ter voorkoming van ongelukken in huis.

Belangrijke aspecten van informatie zoeken en beoordelen zijn:

  • Geschikte zoektermen kiezen.
  • De deskundigheid en onpartijdigheid van een bron beoordelen.
  • Informatie kan misleiden door onder andere selectief presenteren/weglaten van gegevens, bijvoorbeeld ‘Dit product is vetarm’ (maar bevat wel veel suiker).
  • Informatie kan aanlokken of afschrikken met onduidelijke termen zoals ‘natuurlijk’, ‘straling’ of ‘chemisch’ (natuurlijke stoffen kunnen heel gevaarlijk zijn en er bestaan geen niet-chemische stoffen).

2. Omgaan met grafische weergaven en schema’s


A. Zelf produceren van grafische weergaven en schema’s. 
Voorbeelden van activiteiten uit de kennisbasis:

  • Een determinatietabel opstellen.
  • Bespreken hoe meetgegevens het beste weergegeven kunnen worden.
  • Een vergelijkingstabel maken waarin eigenschappen van materialen worden vergeleken.
  • Eigenschappen van een systeem weergeven in een werktekening of andere vorm.
  • Oorzaken en gevolgen van erosie weergeven in een schema.
  • Een kaart tekenen van een te inventariseren gebied.
  • Een concept map opstellen van de spijsvertering.

B. Interpreteren van grafische weergaven en schema’s 
Voorbeelden van activiteiten uit de kennisbasis:

  • Een determinatietabel hanteren.
  • Uit een werktekening of andere weergave van een technisch systeem de eigenschappen van dat systeem kunnen aflezen.
  • Bespreken van in de media gepresenteerde grafieken over klimaatverandering.
  • Een schema van relaties in een ecosysteem bespreken.
  • Een kaart lezen.

Belangrijke aspecten van grafische weergaven en schema’s zijn:

  • Het heen en weer gaan tussen verschillende representaties kan een goede strategie zijn om tot dieper begrip te komen. Voorbeeld: grafische verbanden onderscheiden en in woorden beschrijven (bijv. naarmate x toeneemt, wordt y...) of andersom; een grafisch verband schetsen/voorspellen vanuit een woordelijke beschrijving. Hier ligt een belangrijke relatie met wiskundeonderwijs.
  • Legenda, bijschriften en schaal hanteren.
  • De betekenis van pijlen in schema’s moet duidelijk zijn (een pijl kan onder andere de volgende betekenissen hebben: oorzaak/gevolg van; veranderen in; onderdeel van; voorbeeld van, et cetera).
  • Elke weergave geeft maar een deel van de werkelijkheid weer (relatie met modellen).
  • Een schema kan een samenvatting zijn van de hoofdzaken.
  • Een schema kan gebruikt worden om veranderingen te voorspellen (bijv. in een voedselweb een organisme toevoegen of weghalen).