Tips


Ontwikkel het spellinggeweten van leerlingen

  • Geef het goede voorbeeld: maak geen spelfouten in teksten die voor leerlingen bestemd zijn.
  • Eis dat teksten-die-er-toe-doen vrij zijn van spelfouten. Denk aan werkstukken, teksten voor de schoolkrant, brieven aan organisaties, reclameaffiches, en dergelijke.
  • Ook creatief schrijven producten kunnen worden nagekeken op spellingfouten zonder dat dat het schrijfplezier verstoort: bouw meerdere rondes in. Handig is bijvoorbeeld te laten kijken naar 1 inhoud, 2 vorm 3 spelling.
  • Zelf een poster maken met een foutentoptien of die van Elmar van Ham ophangen, helpt ook mee aan het vergroten van het spellinggeweten (van leerling en docent).

Ontwikkel het spellingbewustzijn van leerlingen

  • Leer ze te onderscheiden welke woorden ze goed hebben gespeld en over welke ze twijfelen. Bij twijfelgevallen moeten ze hun regelkennis gebruiken en zo nodig de fout verbeteren.
  • Geef het goede voorbeeld door zelf te laten zien en horen wat spellingbewustzijn is. Hardopdenken helpt daarbij.

Bespreek met leerlingen de maatschappelijke functie van correcte spelling

  • Leg uit hoe belangrijk de samenleving juiste spelling vindt; laat leerlingen daarover artikelen of ingezonden brieven lezen uit kranten of tijdschriften.
  • Leer ze onderscheiden welke spelfouten min of meer vergeeflijk zijn in het maatschappelijk verkeer en welke onvergeeflijk.
  • Leer ze onderscheiden in welke situaties spelfouten echt vermeden moeten worden, en in welke situaties ze minder of niet belangrijk zijn. Een sollicitatiebrief moet vrij zijn van spelfouten omdat de lezer je in alle opzichten zeer kritisch zal beoordelen. In persoonlijke teksten zoals SMS-jes en een dagboek is juiste spelling meestal niet belangrijk.

Besteed aandacht aan taalbeschouwing wat betreft spelling​

  • Laat leerlingen zelf nagaan waarom we niet schrijven zoals we spreken door ze allemaal hetzelfde stukje tekst te laten herschrijven zoals ze het uit zouden spreken. Vergelijk de verschillen en leesbaarheid.
  • Lees met leerlingen teksten van rond 1900 en laat ze ervaren dat spelling effect heeft op de leesbaarheid. Het werkt ook goed om leerlingen opa’s en oma’s te laten interviewen over spelling van vroeger en spellingonderwijs van vroeger.
  • Bespreek welke taalkundige principes achter de spelling zitten.

Zorg dat leerlingen de hulpmiddelen voor spelling kennen en gebruiken

  • Stimuleer dat ze de spellingcontrolefunctie van de computer gebruiken. Besteed minstens één les aan de mogelijkheden en beperkingen van de spellingcontrolefunctie in Word. Demonstreer die bijvoorbeeld met behulp van een laptop en een beamer. Het is ook leuk met leerlingen uit te zoeken op welk soort spellingopgaven uit de methode Nederlands de spellingchecker een goed antwoord heeft.
  • Zorg ervoor dat het Groene Boekje als naslagwerk beschikbaar is. Besteed een of twee lessen aan het gebruik ervan. Met name de digitale versie is handig voor leerlingen, wijs hen ook op het gebruiken van de handige Omspeller.

Leer werkwoordsspelling aan via algoritmes

  • Leer leerlingen hun teksten te herlezen en waar nodig de werkwoordsspelling te controleren en verbeteren.
  • Attendeer leerlingen op zogenaamde 'gevaarwoorden': gelijkluidende (homofone) woorden die verschillend gespeld worden: zei en zij, jou en jouw, peil en pijl, lag en lach. Laat leerlingen bijhouden wat hun eigen gevaarwoorden zijn. Laat leerlingen zinnen maken en/of een dictee voor een ander groepje met homofone woorden.
  • Zorg dat leerlingen de relevante grammatica kennen die nodig is voor de werkwoordsspelling t.w. werkwoord, grammaticale tijd, getal en persoon, persoonsvorm, voltooid deelwoord, onderwerp. Ze moeten onderscheid kunnen maken tussen persoonsvorm en voltooid deelwoord, en ze moeten kunnen vaststellen of een voltooid deelwoord al dan niet als bijvoeglijk naamwoord in een zin wordt gebruikt. Maar zorg er dan vooral voor dat leerlingen inzien waarvoor ze deze deze kennis nodig hebben.

Gebruik functionele en motiverende opdrachten

  • Laat leerlingen eerder oefenen via functionele opdrachten (die lijken op wat een ‘gewone’ taalgebruiker doet) dan via invuloefeningen waar ze ..dt moeten invullen. Bij functioneel spelonderwijs past wel: leerlingen een woord laten horen (per computer bijvoorbeeld) en dat laten spellen zoals ze een woord ook in hun hoofd horen en moeten vervoegen als ze gaan schrijven. Ook het opsporen en verbeteren van fouten is een functionelere taak dan invullen van d’s en t’s.
  • Het onderwijs in spelling wordt grotendeels via deeloefeningen gegeven: de leerlingen krijgen een dictee of vullen letters in op open plaatsen. Dat levert twee problemen op: (1) De transfer naar door de leerlingen zelf geschreven teksten is niet vanzelfsprekend; alleen als de leerkracht de leerlingen helpt een verbinding te leggen, zal deze transfer optreden. (2) Alle leerlingen doen dezelfde deeloefeningen, ook degenen die wat in de oefening gevraagd wordt al beheersen.

Dus: zorg altijd voor transfer en probeer te differentiëren.
Zie ook de aanpak van Jeroen Steenbakkers uit Nederlands anders (2005).