Inleiding en verantwoording
Voor het samenstellen van deze begrippenlijst is het Domein 4 van het Referentiekader Taal als basisdocument genomen. Ter aanvulling hierop hebben we geput uit de omschrijvingen in de andere domeinen van het RKT:
- Mondelinge taalvaardigheid
- Lezen
- Schrijven
In die omschrijvingen komen begrippen over taal en taalgebruik voor die niet in de begrippenlijst zijn opgenomen.
Verder hebben we het project NTC- Leerlijnen voor het onderwijs Nederlands in het buitenland gebruikt (Hoogeveen, Bonset, Bijlhout & De Mulder, 2018) en de Vlaamse begrippenlijst (Ministerie van Onderwijs en Vorming in Vlaanderen, 2012).
Ten slotte hebben we ook nog de volgende bronnen geraadpleegd:
- kerndoelen po en vo onderbouw
- de opbrengsten van Curriculum.nu
- bestaande leermiddelen
Conceptversies van de begrippenlijst legden we in een enquête voor aan 150 leraren po en vo en via een expertmeeting aan een groep van acht deskundigen op het gebied van kennis over taal en taalgebruik.
Indeling in categorieën
Taal is een instrument waarmee we communiceren over onze ervaringen met de wereld om ons heen. Die communicatie krijgt concreet vorm in teksten, zowel mondeling als schriftelijk. Daarbinnen is Literatuur een bijzondere tekstsoort. Deze teksten zijn opgebouwd uit respectievelijk woordgroepen en zinnen, woorden en klanken/letters.
In onderstaand schema stellen we taal en taalgebruik voor als een reeks van vijf steeds kleiner wordende concentrische cirkels: beginnend bij Taal en communicatie via Teksten/Literatuur naar de steeds kleiner wordende bouwstenen Woordgroepen en zinnen, Woorden en tenslotte Klanken/letters.
Daarnaast onderscheiden we nog vier andere categorieën die elk op hun eigen manier samenhangen met de vijf cirkels van taal en taalgebruik:
- Schriftconventies
- Betekenis
- Taal en maatschappij
- Taalleerproces
Uitzetten in leerlijnen
De begrippen waarmee we over taal en taalgebruik kunnen praten en denken zijn uitgezet in een leerlijn, die loopt van groep 1-2 in het po naar de bovenbouw van het vo. Elk begrip is toegewezen aan een cluster van twee of meer leerjaren. De volgende tabel laat een fragment zien van die leerlijn: een aantal begrippen waarmee we over ‘woordvorming’ praten, verdeeld over een aantal leerjaren:
Groep 3-4 | Groep 5-6 | Groep 7-8 | Onderbouw vo |
---|---|---|---|
lettergreep |
samenstelling |
vervoeging |
verbuiging |
Wat betekent het nu als een begrip is opgenomen in een bepaalde fase in de leerlijn, bijvoorbeeld vervoeging in groep 7-8? Daarmee geven we indicatief aan dat de term vervoeging vanaf groep 7-8 gebruikt kan worden. Vroeger of later kan wel, maar is minder waarschijnlijk.
Als je als leraar een begrip eenmaal introduceert, zal het in het vervolg van de leerjaren in gebruik blijven. Door leraren, maar ook en steeds bewuster door de leerlingen. Door het herhaald en gevarieerd gebruik in verschillende contexten, zal de betekenis van zo’n begrip zich verbreden en verdiepen. Het uiteindelijke doel is dat leerlingen die begrippen bewust inzetten om na te denken over hun taal en taalgebruik.
Lesvoorbeelden
De begrippen in de leerlijn geven nog geen zicht op hoe je ze in de klas aan de orde stelt. Om hiervan een beeld te geven, zijn bij een aantal begrippen lesvoorbeelden ontwikkeld in samenwerking met een groep leerkrachten uit po en vo, aan de hand van een format. Ieder lesvoorbeeld is als volgt opgebouwd:
- naam van het begrip;
- categorie-aanduiding;
- fase in de leerlijn;
- betekenisnetwerk;
- lesvoorbeeld (beschrijving praktijksituatie in de klas);
- bron van het lesvoorbeeld;
- definitie van het begrip.
Het betekenisnetwerk bestaat uit verwante begrippen uit de leerlijn. Dit kunnen begrippen zijn uit dezelfde fase en categorie, maar dat hoeft niet.
De verkenning en betekenisverlening van het begrip komt in interactie met de leerlingen tot stand, zoals beschreven in het lesvoorbeeld. De lesvoorbeelden hebben het karakter van ‘doorkijkjes’: ze geven een indruk van wat er in de klas zou kunnen gebeuren.
De definitie is een steun voor de leraar om grip te krijgen op de betekenis en reikwijdte van het begrip. Het is niet de bedoeling dat de leraar deze definitie letterlijk met zijn leerlingen bespreekt.
Er is voor iedere categorie en subcategorie voor minimaal één begrip een doorkijkje. De begrippen die onderstreept zijn hebben een doorkijkje; de hyperlinks verwijzen naar een pdf-bestandje dat geprint kan worden. Een aantal lesvoorbeelden komen uit een analyse (pdf, 2.3 MB) van het taalbeschouwingsaanbod van meest gebruikte methodes van de laatste jaren (Ekens en Van Silfhout, SLO 2022). Deze voorbeelden uit methodes zijn letterlijke citaten van opdrachten uit de methode, of van een uitleg van een taalverschijnsel of van een uitgebreide definiëring van het begrip. Eraan toegevoegd is een betekenisnetwerk van begrippen die in de leerlijn staan. Daarnaast wordt per voorbeeld een definitie van het begrip gegeven met bronvermelding.
Doorkijkjes gevraagd!
Het streven is om alle begrippen van doorkijkjes te voorzien. We nodigen ook leraren uit om lesvoorbeelden/doorkijkjes aan te leveren, op basis van het toegelichte format in deze inleiding. Na redactie door SLO worden ze bij de leerlijn met als bronvermelding de namen van de indieners. Doorkijkjes kunnen gestuurd worden naar: m.hoogeveen@slo.nl of j.dhont@slo.nl.
bronnen
- Kennis over taal in leermiddelen po en vo (pdf, 3.2 MB). Zicht op het uitgevoerde curriculum (Ekens en Van Silfhout, SLO 2022).