Gesprekken over leesvoorkeur in groep 1-2


In groep 1-2 zijn kinderen vooral geïnteresseerd in teksten die over onderwerpen gaan die dichtbij de kinderen staan, over het hier en nu. Verhalen hebben vaak een herkenbare situatie, met een duidelijke verhaallijn en plot, met personages waarmee een kleuter zich gemakkelijk kan identificeren en met duidelijke illustraties. De teksten hebben een duidelijke titel en een herkenbare lay-out. De informatiedichtheid in de meeste teksten is laag en het woordgebruik is concreet. In de informatieve teksten wordt de informatie voornamelijk via illustraties overgebracht. De illustraties moeten dan actueel, relevant en correct zijn; illustraties en tekst zijn goed op elkaar afgestemd. In prentenboeken kunnen tekst en beeld elkaar aanvullen.

Kinderen vertellen iets over hun leesvoorkeur als iets zeggen over deze tekstkenmerken. Dus als ze een boek beoordelen

  • op het onderwerp van de tekst;
  • op titel, afbeelding op de kaft, onderwerp:
  • op de grootte van de letters:
  • op de indeling, opbouw:
  • op de stijl.

Je kunt in Leerstoflijnen lezen beschreven in 3.1.2 meer lezen over de tekstkenmerken, die kinderen van groep 1-2 gebruiken bij hun leesvoorkeur (p.124-126).

​Die zijn met grote letters

​Vera en Imke bekijken boeken van de tafel om te kijken of ze die al kunnen lezen. Vera constateert bij een prentenboek: “Die is te moeilijk”. Op de vraag hoe ze dat kan zien, wijst ze op de letters en zegt: “Die zijn te klein”. Ze gaat naar de klas om boekjes te halen met grote letters. Als ze terugkomt heeft ze er twee bij zich. Ze kijkt in de eerste en zegt: “Ik weet het niet zeker of ze…”, ze kijkt nog eens en zegt: “Ja”. Het zijn grote letters. Ze kijkt een poosje, doet het boek dicht en zegt: “Ik denk dat ik deze beter kan doen”. Ze kijkt in het tweede boekje… Ook niet, ze lacht: “Deze zijn met kleine letters”.

Onderwijsbehoefte

Sommige kleuters willen heel graag kunnen lezen, daar hoort Vera bij. Ze selecteert de boekjes op lettergrootte. Dat is voor heel veel kinderen het eerste waar ze naar kijken. De gespreksleider kan samen met Vera in verschillende boekjes kijken welke woorden ze al kan lezen, welke letters ze al kent en hoe ze die kan gebruiken om de woorden te lezen. De grootte van de letters blijft belangrijk, maar is dan misschien niet meer het enige criterium om een boek te pakken.