Gesprekken over leesvoorkeur in groep 7-8


Net als in groep 5-6 worden de onderwerpen in de zakelijke teksten geleidelijk minder contextgebonden. In verhalen Ook komen (morele) problemen voor, die voortkomen uit alledaagse situaties (bijvoorbeeld discriminatie, pesten, omgaan met een handicap). Belangrijk is dat kinderen kunnen lezen over onderwerpen waarbij ze betrokken zijn. Ze kunnen ook zelf teksten aandragen. In groep 7-8 hebben net als in de voorgaande groepen een herkenbare structuur. Sommige teksten hebben verbanden die moeten worden afgeleid. De verwijswoorden kunnen ook naar abstractere, algemenere zaken verwijzen. In groep 7/8 worden de boeken dikker; er zijn boeken met een grotere spanningsboog en met meer avontuur. Vergeleken met groep 5/6 zijn de zakelijke teksten soms compacter. In veel teksten in groep 7/8 heeft de tekst een prominente plaats. In verhalende boeken begint de hoeveelheid illustraties af te nemen.

Kinderen vertellen iets over hun leesvoorkeur als iets zeggen over deze tekstkenmerken. Dus als ze een boek beoordelen

  • op het onderwerp van de tekst;
  • op titel, afbeelding op de kaft, onderwerp:
  • op de grootte van de letters:
  • op de indeling, opbouw:
  • op de stijl.

Je kunt in Leerstoflijnen lezen beschreven in 3.4.2 meer lezen over de tekstkenmerken, die kinderen van groep 7-8 gebruiken bij hun leesvoorkeur (p.153-157).

Wist jij dat, dat je zo geïnteresseerd was in onderzoek?

Daniël houdt niet echt van lezen. Als hij leest, dan is dat het sportnieuws in de krant. In dit fragment heeft hij de lectorale rede Taalgebruik in de klas als basis voor kennisconstructie van Jan Berenst in zijn handen. Er is te zien dat hij aandachtig leest en hypotheses vormt, die weer bijgesteld worden.

Onderwijsbehoefte

In dit gesprek ontdekt Daniël samen met de gespreksleider dat hij van onderzoeken houdt. Hij vindt het interessant om te lezen en ... om te doen. Naar aanleiding van het leesgesprek voert Daniël zelf een klein onderzoekje in zijn klas uit naar de leesvoorkeuren van zijn klasgenoten. Hij maakt zelf een enquête en presenteert zijn bevindingen in de klas.

​Dan weet je waar het over gaat

​Nora krijgt van de gespreksleider een krant, Kidsweek. Ze bekijkt hem even zegt dat ze hem wel zou lezen, want het gaat over de verkiezingen, dan kun je erover meepraten als ze het er op school over hebben. Bij verder doorbladeren gaat het ook over pesten, aan haar gezicht te zien vindt ze dat ook een belangrijk onderwerp: “Dan weet je waar het over gaat.” Conclusie is dat ze de krant wel zou lezen: “Als we deze thuis hadden”.

Onderwijsbehoefte

Een gesprek over hoe je op de hoogte blijft van het nieuws kan een goed vervolg zijn: je kunt lezen over de wereld, je kunt erover horen of reportages bekijken; het kan vluchtig of diepgaand. Wat vindt Nora eigenlijk belangrijk daarbij? Reflectie op de manier waarop je nieuws tot je wilt nemen, is belangrijk voor kinderen in de bovenbouw. Nora is daar duidelijk mee bezig, een gesprek met een groepje kinderen (iedereen staat hier verschillend in) kan ook een bijdrage leveren aan bewuste omgang met nieuws uit de buitenwereld.

Omdat ik veel van treinen hou

​Rasheed leest in een boek ‘van alles wat op de wereld is’. Hij leest een stukje over de trein naar Frankrijk, hij laat het zien aan het gespreksleider. Op haar vraag waarom je zo’n boek zou lezen, antwoordt Rasheed: “Omdat ik veel van treinen hou, tram en metro’s.” Rasheed laat daarmee zien dat hij een duidelijke onderwerpsvoorkeur heeft.

Onderwijsbehoefte

De uitgesproken voorkeur van Rasheed (volgens zijn leerkracht een zwakke lezer) vraagt om een vervolg-zoekopdracht in een bibliotheek: het zoeken van boeken over treinen, trams en metro’s. Binnen zijn interessegebied is het goed om te zoeken naar verschillende invalshoeken: historische boeken, geografische boeken, technische boeken. Op die manier kan zijn leesvoorkeur leiden tot een gevarieerde collectie boeken.

​Dit is een heel boek erover

​Mehemet pakt een boek en zegt: “Dit, dit zou ik wel willen lezen”. Het is een boek waarin Miep Goes haar herinneringen aan Anne Frank heeft opgeschreven. Hij vergelijkt een boek metverschillende verhalen over geschiedenis Lang geleden van Arend van Dam met dit boek. Hij kijkt in het algemene boek en vindt over oorlog maar twee onderwerpen: “Dat is misschien maar twee pagina’s en dit is een heel boek”. Ja, boeken over de oorlog vindt hij heel interessant. Hij vertelt dat zijn interesse is gekomen vanaf groep 5, toen keken ze altijd filmpjes over geschiedenis: “Toen bleek dat het leuk was en toen probeerde ik boeken te lezen daarover”.

Onderwijsbehoefte

Mehemet volgt zijn interesse, hij geeft wel aan hoe belangrijk school was in het opwekken van die interesse. In het aangeven van zijn leesvoorkeuren is hij heel duidelijk (zie ook het gehele leesgesprek met hem). Voor zulke breed geïnteresseerde kinderen in groep 7/8 is het belangrijk om met de leerkracht en andere kinderen regelmatig uit te wisselen over wat ze hebben gelezen. Dat geeft hen de mogelijkheid om te reflecteren op wat ze hebben gelezen en nieuwe ideeën op te doen van anderen.

​Ook aan de Gouden Griffel

​In dit fragment vertellen drie kinderen hoe ze een boek van de tafel gekozen hebben. Harika had haar keuze snel bepaald, ze kiest een boek dat haar spannend lijkt. Asliraf heeft een flinke stapel uitgekozen. Hij kiest voor een boek van Arend van Dam. Omdat de achterkant hem aanspreekt en omdat het boek een Zilveren Griffel heeft gekregen. Jerry vertelt dat hij vaak boeken kiest op basis van de bladzijden. “Als ik veel kleine lettertjes zie, vind ik het vaak niet zo leuk, maar ook aan de titel en ook aan de Gouden Griffel”. Dit boek heeft hij echter gelezen omdat hij het al eerder heeft gelezen en weet dat het een leuk boek is….

Onderwijsbehoefte

Het lijkt er op of de kinderen (met hun leeservaring die ze tot nu toe hebben opgedaan) allemaal een intern checklistje gebruiken om aantrekkelijke boeken te vinden. Zouden ze hun checklistje kunnen expliciteren? Kunnen ze er een lijstje van maken dat ook door andere kinderen uit hun klas, die het moeilijker vinden om een boek te kiezen, te gebruiken is?

Dat boeit me niet zo

De gespreksleider begint met dit groepje leerlingen over het lezen van gedichten: lezen ze die wel eens? "Mij boeit het eigenlijk helemaal niet", bekent Teus "ze beschrijven niet echt een verhaal". Gedichten zijn hem te kort: je wordt niet in de gebeurtenis getrokken. Milou heeft daar minder last van. Ze vindt gedichten vooral leuk als ze rijmen. Lara hield als kind al van verhalen die op rijm gezet waren gezet, bijvoorbeeld het boek over Liselotje (van (Marianne Busser & Ron Schröder).

Onderwijsbehoefte

Uit het gesprek komt naar voren dat in ieder geval Teus en Lara eigenlijk geen goed beeld hebben van het verschil tussen gedichten en verhalen. Teus vindt gedichten te kort om 'in het verhaal te komen' en Lara houdt van verhalen op rijm 'dat soort gedichtjes vind ik wel leuk'. Om de leerlingen verder te helpen in hun ontwikkeling zou de gespreksleider daar bij aan kunnen sluiten: wat maakt een gedicht een gedicht? En waarom lees je een gedicht? Is dat om een verhaal te horen of gaat het bij gedichten om iets anders? Wellicht kunnen de leerlingen zo getriggerd worden om eens gedichten te gaan lezen om zo hun voorkeuren te (her)ontdekken.