Gesprekken over het begrijpen van teksten in groep 1-2
De individuele verschillen tussen kleuters zijn groot: sommigen zijn al in staat zelf te lezen, anderen ontdekken nog maar net. Kleuters ontwikkelen in groep 1-2 kennis over zakelijke teksten en fictie en ze leren die kennis te benutten bij het luisteren naar en het zelf bekijken/lezen van teksten. Zo leren ze dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen, dat je een boek van voor naar achteren leest, bladzijden van boven naar beneden en regels van links naar rechts. Ze kunnen vaak al goed onderscheid maken tussen zakelijke teksten en fictie; verschillende genres onderscheiden bij fictie kunnen de meeste kleuters nog niet. Ze ervaren en leren hoe boeken eruitzien, hoe ze zijn opgebouwd en ze doorzien het verloop van een tekst. Door ervaringen met voorlezen in de voorschoolse fase en door het kijken naar tekenfilms hebben veel kleuters al verhaalkennis opgedaan.
Inzicht in de manier waarop kinderen zakelijke teksten begrijpen krijg je als leerlingen in een gesprek iets vertellen over:
- Tekstkenmerken die het kind gebruikt om een tekst te begrijpen (signaalwoorden)
- Hoe het belangrijke informatie uit een tekst haalt
- Het gebruik van leesstrategieën om tot begrip te komen
- Het herkennen van het type tekst? (informatief, betogend, instructief)
In Leerstoflijnen Lezen beschreven lees je in paragraaf 3.1.3 meer over het begrijpen en interpreteren van kleuters in groep 1 en 2 (p.126-128).
Wow! 100 Euro!
Ivet ziet op een boek ‘100’ staan en zegt ‘Wow!'. De gespreksleidster vraagt 'Wat? Wow?'. Ivet houdt het boek vervolgens omhoog en zegt "Deze kost 100 euro!".
We zien in dit fragment dat Ivet (die nog niet kan lezen) informatie van de kaft (100) probeert te begrijpen. Dat wat ze herkent, probeert ze te duiden.
Onderwijsbehoefte
Ivet kan nog niet lezen, maar gebruikt de informatie van de kaft en uit de titel. De gespreksleider zou haar daar verder in kunnen stimuleren. Nu Ivet weet dat het boek niet 100 euro kost, maar de titel '100 musea' heeft, kan ze dan voorspellen waar het boek over zal gaan? Door deze leesstrategie (inhoud voorspellen op basis van titel) met haar te bespreken, kan ze een stap verder komen in haar ontwikkeling.
Dit zijn stappen!
In dit fragment wordt de aandacht eerst getrokken door het jongetje dat rechts in beeld is, maar de focus moet liggen bij de twee kinderen links: Tamara en Reyhan. Zij zitten samen een boek te bekijken. Het is een knutsel-instructieboek. Er wordt in beschreven hoe je spinnen kunt maken. Tamara zegt uit zichzelf: ‘Dit zijn stappen’ en Reyhan wijst stap 1 tot en met 6 aan: hij benoemt signaaltekens, die de stappen aangeven. Tamara en Reyhan laten hier zien dat ze dit type tekst (instructieve tekst) al herkennen.
Onderwijsbehoefte
Het is belangrijk dat kinderen leren tekstkenmerken te gebruiken om een tekst te herkennen. Tamara herkent in het knutselboek dat er stappen worden beschreven. Hoe kan ze dat zien? Aan welke kenmerken van de tekst herkent ze dat? Waarom zouden er stappen in dit boek beschreven staan? Door dit te expliciteren, help je leerlingen op weg in het herkennen en begrijpen van tekstsoorten en functies.
Voor baby's?
In dit fragment pakt Vera een boek dat haar leuk lijkt, maar voegt ze er aan toe "Ik denk dat dit voor baby's is!". De gespreksleider vraagt haar waarom ze dat denkt. Ze bladert in het boek en concludeert inderdaad "oh nee he, voor baby's!". Als de gespreksleider haar vraagt waar ze dat aan ziet, wijst ze op de tekeningen. "Ik zie het aan de tekeningen."
Onderwijsbehoefte
Op basis van de tekstkenmerken (in dit geval de illustraties) denkt Vera de tekstsoort te herkennen: een verhaal voor baby's. Maar is dat wel zo? Welke tekstkenmerken (boekkenmerken) zouden boeken voor baby's moeten hebben? En voldoet dit boek wel aan die kenmerken? Hoe zou Vera kunnen zien of een boek geschikt is voor haar eigen leeftijd? Met dit soort vragen stimuleer je Vera om verder na te denken over het herkennen van teksten.
Wat is dit voor een boek?
Het herkennen van tekstsoorten en hun functie is iets wat leerlingen moet leren en ontwikkelen. Reza heeft een kookboek in zijn handen. De gespreksleider vraagt 'Wat is dat nou toch voor een boek Reza?'. Uit de reactie van Reza kunnen we opmaken dat hij het boek niet herkent als een kookboek. Hij beschrijft 'eerst gaat hij koffie drinken, daarna gaat hij een broodje eten'. Hij beschrijft de plaatjes in het boek alsof hij een verhaal aan het lezen is.
Onderwijsbehoefte
Reza herkent het tekstgenre niet. De gespreksleider zou zijn aandacht op de kenmerken van het boek kunnen richten om hem te helpen het tekstgenre te herkennen zodat Reza kan begrijpen waar dit boek voor bedoeld is.