Interpreteren


Tijdens het intepreteren van teksten koppelen leerlingen hun eigen kennis (‘kennis van de wereld’) en ervaringen aan de inhoud van de tekst. Bij verhalen en gedichten gaat het bijvoorbeeld om eigen gevoelens, ideeën, angsten, dromen of wensen. Kleuters doen dit vaak al spontaan, maar de leraar kan ze ook uitdagen met vragen of opmerkingen. Kleuters leren in groep 1-2 relaties te leggen tussen afbeeldingen in (informatieve) prentenboeken en tussen tekstdelen. Het herkennend kijken naar prenten ontwikkelt zich naar verkennend kijken. Kinderen ordenen de gebeurtenissen in een verhaal in de tijd, ze herkennen analogieën in situaties en gebeurtenissen, ze leggen verbanden van oorzaak en gevolg en ze leren conclusies te trekken.

Inzicht in de manier waarop kinderen zakelijke en fictionele teksten interpreteren krijg je als leerlingen in een gesprek iets vertellen over

  • Het begrip van de tekst in relatie tot zijn eigen kennis van de wereld?
  • Iets over de bedoeling van een tekst of tekstgedeelte?
  • De bedoeling van de schrijver?

In Leerstoflijnen Lezen beschreven lees je in paragraaf 3.1.3 meer over het begrijpen en interpreteren van kleuters in groep 1 en 2 (p.126-128).

​Een boek over oude mensen ​

Yasmia bladert door een boek met oude schoolplaten. Ze herkent meteen dat het gaat om platen gaat die historisch zijn. Op de vraag "Wat zou dit voor een boek zijn?" antwoordt ze "van de oude mensen". De vraag die in dit fragment centraal staat is 'Hoe zie je nou dat dit een boek is dat niet over de huidige tijd gaat?'. Samen proberen Yasmia en de gespreksleider dit te achterhalen. Ondertussen zien we Yasmia betekenis geven aan de platen. "En sommige mensen gingen verdrinken" en "En deze mensen willen mee vertrekken, die willen ook weg".

Onderwijsbehoefte

De vraag 'Hoe zie je nou dat dit boek gaat over dingen die in het verleden zijn gebeurd' blijft in het fragment onbeantwoord. Als leraar zou je een leerling kunnen stimuleren de visuele informatie die ze onbewust duiden als historisch te benoemen. Zit het in de kleding van de afgebeelde mensen? Zit het in de voorwerpen of de situaties?

Blauwtje en Geeltje

Yasmia bladert door het prentenboekje Blauwtje en Geeltje , een prentenboek van Leo Lionni. Het verhaal gaat over Blauwtje en Geeltje die door elkaar te knuffelen met elkaar versmelten en groen worden (Groentje).Yasmia kent het verhaal, omdat het wel eens is voorgelezen door de juf. Bladerend door het boek, vertelt ze het verhaal na.
In het fragment begint Yasmia het verhaal te vertellen. "Dit is mama Blauw en dit is papa Blauw". "Hoe weet jij nou wie de papa of de mama is?".

Yasmia weet dat omdat de meester dat verteld heeft, maar ook omdat ze het kan zien zegt ze. Ze benoemt daarna de andere 'kinderen' in het boek "paarsje, bruintje".
Dit fragment illustreert dat Yasmia de tekst begrijpt en haar eigen interpretatie aan de beelden kan toevoegen. "Kijk hier zitten ze netjes in de kring en daar rennen ze zo hoepsala naar het schoolplein" en "papa en mama waren boodschappen aan het doen." ​ ​

Onderwijsbehoefte

Yasmia kent dit boekje en put bij het vertellen deels uit haar geheugen. Ze zegt dat ze zo niet eerder heeft zitten 'voorlezen' en dat ze niet vaak een boek pakt. Om haar te stimuleren in haar vaardigheid van het interpreten kun je als leraar Yasmia een ander prentenboekje geven dat ze niet kent met de vraag of ze dat boekje ook zou kunnen vertellen. Daarmee kun je haar stimuleren in haar vaardigheid in het interpreteren van een nieuw verhaal en ontdekken of ze in staat is het verband te leggen tussen afbeeldingen en het verhaal.

Hoe zielig ​

In dit fragment zitten Vera en Imke over een Donald Duck gebogen. Ze kunnen de tekst in de tekstballonnetje nog niet lezen, maar geven zelf betekenis aan het verhaal door de afbeeldingen te interpreteren. "Oh hij heeft een medaille gekregen. Hij heeft een medaille gestolen" stelt Vera, waarop Imke toevoegt "Ja, hij is de stoutste van de hele wereld." Ook aan het eind van het fragment zien we Imke de afbeeldingen interpreteren: "Ohhh, kijk hoe zielig!". Ze koppelt daar haar kennis en ervaringen (gevoelens) aan de tekst.

Onderwijsbehoefte

Als leraar kun je leerlingen helpen zich verder te bekwamen in het maken van interpretaties door hen vragen te stellen en reacties uit te lokken. Kunnen ze het verloop van het verhaal voorspellen? Hoe zien ze dat iets zielig is? Wat voor een soort tekst zou er in de ballonnetje staan?

​Kleine muis zoekt een huis

Het meisje in dit fragment is moeilijk te verstaan. Toch is het duidelijk wat ze doet. Ze leest voor uit het boek 'Kleine Muis zoekt een huis' en houdt haar vinger bij de tekst. Omdat ze nog niet kan lezen, geeft ze zelf betekenis aan de tekst "Mama, mama, mag ik die appel hebben?" "Ja." Vervolgens laat ze het boek zien aan degenen die voorgelezen wordt, net zoals juf in de klas. Op de volgende bladzijde leest ze "Ik moet heel hard trekken, maar ik kan niets zien, het is helemaal donker, ik heb de appel getrekt! Ja!". In dit fragment wordt zichtbaar dat dit meisje, dat duidelijk het Nederlands als tweede taal beheerst, al in staat is een prentenboek te interpreteren.

Onderwijsbehoefte

De gespreksleider zegt in dit gesprek 'Je vinger past er wel door, maar de appel niet, kijk maar!'. Dit element (het centrale aspect van dit prentenboek) zou ook een vraag kunnen zijn om leerlingen de vaardigheid van het voorspellen van het verhaal aan te leren.