Beheersen van basisvaardigheden en -procedures
Basisvaardigheden en –procedures maken deel uit van het handelingsrepertoire van een leerling – of zouden daar deel van uit moeten maken. Dat betekent dat ze snel oproepbaar zijn uit diens geheugen en min of meer op routine gebruikt moeten worden. Goede beheersing van deze vaardigheden is een pré bij het oplossen van problemen. Of beheersing van basisvaardigheden en –procedures voldoende is om problemen op te lossen, vormt een bron van discussie onder deskundigen.
Hoe belangrijk het is om basisvaardigheden te beheersen, kan onder andere worden afgeleid uit hoeveel procent van de scorepunten van de wiskunde-examens uit 2010 – 2015 behaald kunnen worden met het oplossen van opgaven waarbij daar een beroep op gedaan wordt.
Hoe goed leerlingen in het voortgezet onderwijs basisvaardigheden beheersen kan worden afgeleid uit de onderstaande figuur. Hierin staat hoe zeer de p'-waarden voor het beheersen van basisvaardigheden verschillen van die op het hele examen.
Bevindingen
Basiskennis en –procedures vormen een aanzienlijk aandeel van de examens, met uitzondering van wiskunde A in zowel havo als vwo. In alle inhoudsdomeinen is beheersing van basiskennis en –procedures noodzakelijk, maar het meest in de domeinen Verbanden & formules en Analyse en het minst bij Informatieverwerking & onzekerheid. Beheersing van basiskennis en –procedures is met uitzondering van vwo-leerlingen die een examen wiskunde B hebben afgelegd, relatief gemiddeld. Onder docenten bestaan weinig eensluidende oordelen hoeveel moeite hen het kost hun leerlingen basiskennis en –procedures aan te leren.