Communiceren in, met en over wiskunde


Bij communicatie in dit kader kan gedacht worden aan het correct gebruik van wiskundige termen, symbolen en notaties bij het oplossen van problemen, het gebruik van reken- en wiskundige modellen en bij redeneringen. Speciale aandacht gaat uit naar het gebruik van vaktaal in relatie tot dagelijkse taal. Een leerling die vaktaal spreekt of schrijft (bijvoorbeeld: "het verband tussen lichaamslengte en lichaamsgewicht neemt toe"), kent vaak een hoger niveau van wiskundig denken dan een leerling die wiskundige concepten en begrippen in dagelijkse taal omschrijft (bijvoorbeeld: "wie langer is, weegt meer").

Reken- en wiskundige communicatie als zodanig wordt niet expliciet getoetst in examens. Evenmin wordt in correctievoorschriften vereist dat examenkandidaten correct wiskundig communiceren. Daarom is het niet mogelijk om de mate waarin leerlingen correct wiskundig (moeten) communiceren uit examens en hun resultaten af te leiden. In de onderstaande tabel staat wel in hoeverre docenten menen dat hun leerlingen correct wiskundig communiceren.

vmbo – basisberoepsgerichte leerweg geen eensluidend oordeel
vmbo – kaderberoepsgerichte leerweg doorgaans matig
vmbo – gemengde en theoretische leerweg matig tot goed
havo – wiskunde A matig tot goed
vwo – wiskunde A matig tot goed
havo – wiskunde B goed
vwo – wiskunde B goed tot zeer goed

Bevindingen

Geraadpleegde docenten hebben de communicatievaardigheden van hun leerlingen beoordeeld. In het vmbo vinden ze beheersing van deze vaardigheden matig, bij wiskunde A iets beter en bij wiskunde B doorgaans goed. Over de vraag hoeveel moeite het hen in het vmbo kost om leerlingen correct te leren wiskundig te communiceren hebben deze docenten een weinig eensluidend oordeel. In de theoretische leerweg kost het hen moeite, maar het resultaat is (in enige mate) bevredigend. Bij wiskunde A in de havo moeten docenten veel moeite doen en is er twijfel over het resultaat.