Wat is de historie van het vak Frans in Nederland?
Al in lang vervlogen tijden werden vreemde talen geleerd en onderwezen. Dat waren met name Frans en Engels en bij gelegenheid ook andere talen. Dit was allemaal particulier initiatief. Zo kende Nederland van de zestiende tot in de negentiende eeuw de Franse school. Dit was een initiatief van burgers in de steden die wilden dat ook Frans werd onderwezen, de taal indertijd van de gegoede burgerstand en de internationale handel. Vanaf het begin van de 19e eeuw nam overheidsbemoeienis met het onderwijs steeds meer toe. De liberale staatsman Thorbecke hervormde het onderwijs in de zestiger jaren van de negentiende eeuw. Toen kregen Frans, maar ook Engels en Duits, vaste voet aan de grond in het vo, in het bijzonder in de hbs (hogere burgerschool) en het gymnasium.
Taalverwerving gaandeweg communicatiever
Het onderwijs in Frans werd gegeven op de manier waarop het Latijn werd onderwezen: kennis van morfosyntactische regels en verwerving van woordenschat stonden voorop. Het aantal lesuren per taal stond min of meer vast. Van een concrete eindniveauaanduiding was geen sprake, hoewel er onder directe verantwoordelijkheid van de overheid centrale eindexamens afgenomen werden. Voor de hbs gold dat ook de schrijfvaardigheid en de mondelinge vaardigheden centraal geëxamineerd werden, terwijl het examen voor het gymnasium zich beperkte tot de leesvaardigheid. Verdere detaillering van het wat van het onderwijs ontbrak; over de wijze van onderwijzen werd door de overheid niets geregeld.
Aantal vreemde talen
De nieuwe Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO in 1968, vaak als Mammoetwet aangeduid) bracht enkele wezenlijke veranderingen. Met de intrede van mavo, havo en vwo werd de oude lijn dat alle leerlingen in alle drie de moderne vreemde talen eindexamen moesten doen, verlaten. Afhankelijk van het type, bijvoorbeeld A- of B-richting, konden havo- en vwo-kandidaten na de eerste fase van drie leerjaren één of twee talen “laten vallen”. Wel kregen de mondelinge vaardigheden nu in alle vwo-schooltypen in het eindexamenprogramma een plaats. Min of meer gekoppeld daaraan werd een deel van het eindexamen voortaan door de scholen zelf afgenomen, het ‘schoolonderzoek’. Nieuw was daarbij dat het schoolonderzoek gespreid over het laatste jaar werd ingeroosterd, voordat het ‘centraal schriftelijk’ afgenomen werd. Nieuw was ook dat de eindexamenprogramma’s in meer detail uitgewerkt werden.
Aantal lesuren
Met de Mammoetwet nam het aantal wekelijkse lesuren dat voor Frans beschikbaar was af, ook in verhouding tot het aantal uren voor andere vakgebieden. Vooral het nieuwe keuzevakkensysteem speelde daarin een sterk negatieve rol. Het Frans werd zwaar getroffen. Met het verdwijnen van de Europese binnengrenzen, begin negentiger jaren van de vorige eeuw, ontstond zorg. Zowel binnen als buiten het onderwijs klonk twijfel over de vraag of het vreemdetalenonderwijs (vto) wel voldoende de vraag van de maatschappij naar vreemdetalenkennis afdekte.
Huidige situatie
Een school kan Frans naast Engels in het primair onderwijs aanbieden, als buurtaal of in het kader van vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto). In het voortgezet onderwijs is het een keuzevak, zowel in het vmbo als in het havo/vwo, onder- en bovenbouw. In de onderbouw van havo en vwo moeten leerlingen nu nog een tweede en derde vreemde taal kiezen.