Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
De exameneenheid Oriëntatie op leren en werken moet getoetst worden op het schoolexamen en leent zich meer voor praktische opdrachten dan voor een schriftelijke toets.
Deze exameneenheid geldt voor alle leerwegen, moet getoetst worden op het schoolexamen en kan bij het examineren van alle taalvaardigheden meegenomen worden in de beoordeling.
Leerlingen moeten dus de opbouw van een tekst doorzien, het schrijfdoel van de auteur kunnen noemen, het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte van een tekst kunnen aangeven of een globale samenvatting kunnen maken en een oordeel kunnen geven over de tekst. Het samenvatten van teksten wordt niet gevraagd van leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg.
De eindtermen die in het schoolexamen zeker aan bod moeten komen, zijn van een toelichting en suggesties voorzien. Belangrijk: deze suggesties zijn niet bindend. Inspiratie is onder andere gehaald uit materiaal dat docenten, methodeschrijvers, uitgevers, toetsontwikkelaars, vakdidactici en vakinhoudelijke verenigingen hebben ontwikkeld.
Sinds 2003 wordt gewerkt aan de vernieuwing van de exacte vakken in de tweede fase. De aanleiding voor deze vernieuwing van de bètavakken werd gevormd door enerzijds maatschappelijke ontwikkelingen en anderzijds knelpunten in het vo-onderwijs in de bètavakken. Hoewel de details per vak verschillen, worden de volgende aspecten als aanleiding voor de vernieuwing door de diverse commissies, verenigd in β5, onderschreven:
In de huidige lespraktijk wordt bij schoolexamens veel gebruikgemaakt van vragen uit centrale examens van voorgaande jaren. Dit heeft natuurlijk de functie om leerlingen voor te bereiden op het maken van een centraal examen, maar dat is eigenlijk niet de doelstelling van het programma voor het schoolexamen.