Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
Zeker tijdens een groot onderzoek, bijvoorbeeld een profielwerkstuk of een sectorwerkstuk, is het belangrijk leerlingen goed te begeleiden. Onze suggestie is om in ieder geval vier gesprekken met de leerling(en) te voeren.
Bij oriëntatie in de tijd leren kinderen de tijd te ordenen. Kinderen leren begrippen en kunnen deze begrippen gebruiken.
De oriëntatie in tijd kent drie accenten:
- biologisch tijdsbesef;
- dagelijks tijdsbesef;
- historisch tijdsbesef.
De ontwikkeling van tijdsbesef gaat in bovenstaande volgorde, waarbij de accenten in elkaar overvloeien. Begrip voor 'tijd' is sterk gebonden aan de ontwikkelingspsychologische leeftijd van kinderen. In het besef dat het begrip tijd vooral spelenderwijs aan bod dient te komen, moet daarnaast tijdens de lessen en in gesprekken met kinderen bewust aandacht besteed worden aan het begrip tijd.
Kenmerkend voor het biologische tijdsbesef is het steeds terugkerende, dus cyclische karakter van tijd.
Het dagelijks tijdsbesef is gebaseerd op het biologische tijdsbesef. Het dagelijks tijdsbesef kent de gehanteerde begrippen over tijd en tijdmeting.
Naast het cyclische karakter van tijd bestaat ook nog het lineaire karakter van tijd. Het lineaire legt de nadruk op het eenmalige, het unieke. Voor kinderen heeft het lineaire twee betekenissen:
- Kinderen ontdekken dat wat gebeurd is, voorbij is en niet meer terug kan komen;
- Tevens ontdekken ze dat ze zelf ook deel uitmaken van heden, verleden en toekomst. Kinderen ontdekken dus hun eigen historiciteit. Veelal vindt deze ontdekking reeds plaats op een leeftijd tussen de vijf en zeven jaar.
Dit lineaire tijdsbesef noemen we het historische tijdsbesef.
Het domein Lezen wordt in het referentiekader (net als de domeinen Mondelinge taalvaardigheid en Schrijven) beschreven aan de hand van de een indeling.
Door in leesgesprekken te vragen naar het leesonderwijs en het boekenaanbod op school, krijgen leerlingen zelf de gelegenheid aan te geven wat ze waarderen of juist missen. Dit levert waardevolle inzichten op voor het leeronderwijs op school.
Leesgesprekken met kinderen leveren veel nuttige informatie op, maar wanneer kun je ze plannen? En hoe vaak?
De leraren administreren alle beschikbare gegevens en resultaten op groepsniveau op een overzichtelijke en overdraagbare wijze.
Scholen mogen zelf bepalen hoe ze het examenprogramma omzetten in een onderwijsprogramma.
Voor een belangrijk deel zijn deze basisvaardigheden het beste te toetsen in praktische opdrachten, bijvoorbeeld als het gaat om samenwerken en informatie verwerven en verwerken.