Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
Indien jonge kinderen niet vanzelfsprekend tot spel komen is het nodig om hen tijdelijk een vorm van spelbegeleiding te bieden met als doel henzelf weer de regie te geven over hun spelwereld.
De leraar Engels voldoet aan het volgende profiel:
- Zij is vakleraar (Engels) en zo mogelijk ook groepsleraar;
- Zij is native of near-native English Speaking Teacher (EST);
De native speaker heeft een goede beheersing van het Nederlands op niveau B1/B2 van het ERK en kennis van het Nederlandse schoolsysteem;
De near-native leraar beheerst het Engels op C1/B2 van het ERK. - Zij gebruikt de doeltaal als voertaal in de klas;
- Zij heeft een professionele houding;
- Zij is bekend met vakdidactiek vreemdetaalverwerving van jonge kinderen, m.n. vvto;
- Zij is bereid tot bij- en nascholing in taalvaardigheid en vakdidactiek;
- Zij is bereid tot samenwerking en collegiale consultatie/intervisie met collega's;
- Zij is in staat om te differentiëren.
Spelletjes spelen doen is niet alleen leuk, het is ook een ideale manier om te leren. Ook als het gaat om het vergroten van de rekenvaardigheden van kleuters. SLO werkte daarom een groot aantal rekenspellen uit die leerkrachten kunnen inzetten in de klas. Natuurlijk voor de rekenontwikkeling van jonge kinderen, maar ook voor het ontwikkelen van hun executieve functies én hun sociaal-emotionele groei.
Een digitale handreiking met informatie over tweetaligheid voor pedagogisch medewerkers in de kinderopvang.
Informatie over doelen en inhouden voor digitale geletterdheid in het primair onderwijs.
Overzicht van programma's voor het jonge kind met een deelaanbod per ontwikkelingsgebied
Het werken op basis van gericht waarnemen krijgt gedurende de gehele basisschoolperiode aandacht. Dit kan het best duidelijk gemaakt worden aan de hand van het voorbeeld hieronder.
Tijdens de inleiding van de les bekijken de kinderen een levend dier: muis, kip, haan, konijn, leguaan, kikker. Ze praten over het karakteristieke uiterlijk van het dier en proberen daarbij een relatie te leggen tussen het uiterlijk en zijn leefwijze. Daarna proberen ze dit dier te tekenen, te schilderen, of te boetseren.
Bij jonge kinderen gaat het gericht waarnemen deels terloops. De beleving van bijvoorbeeld het echte dier in de klas staat voorop. Dat bevordert het expressiekarakter van het werk. Door het kijken naar en het praten over het dier zullen ze in hun werk meer karakteristieke details van het dier laten zien. Details die op hen het meeste indruk hebben gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld de snavel zijn, of een heel groot oog, dat kan per kind heel verschillend zijn. Jonge kinderen zullen nooit een heel getrouwe kopie van de werkelijkheid maken.
Oudere kinderen vanaf een jaar of negen streven in hun werk meer naar gelijkenis met de werkelijkheid. Dat kan hen soms frustreren bij het werken naar directe waarneming. Daarom is het belangrijk de opdracht zo te stellen, dat dit streven naar perfectie niet een struikelblok gaat vormen. Vaak hebben kinderen vanaf een jaar of negen bij het verbeelden van hun ideeën even behoefte aan een afbeelding. 'Hoe ziet een pandabeer er uit of hoe staat een giraf op zijn poten?'. Een afbeelding van zo'n dier kan dan even helpen om het innerlijke beeld dat een kind heeft aan te scherpen. Beschouwen en vormgeven gaan dan hand in hand.